Eetverhalen

 Eetverhalen

Of hoe held spicy curries leerde kennen, nooit meer hamburgers wil eten in het buitenland. Waarom hij niet meer op de trein wil eten en hoe hij slang en hond verorberde en door krab ben aangevallen werd

En nog meer (wan)smakelijks…

 

 

De wereld is een boek. Wie niet reist, leest enkel één bladzijde

(Augustinus)

 

Vijf vreemde dingen om te eten

 

Lekkere: * tweeduims dikke frieten van cassaves in Mali langs de baan

* reuzeomelet in Beijing, ter plaatse zien maken en opgepeuzeld

* stoofpotje hond in Hanoi. Wist niet op voorhand wat ik at

Slechte: * piranha’s in Mexico. Tandjes blijven tussen je tanden zitten

* Russische dimplings. Rubberachtige gekookte bloem met drie gram gehakt. Stinkt als de pest

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

My Kingdom for a Hamburger

 

 

 

 

 

Ik leefde al meer dan een week op het voor mij ongewone dieet van Sri Lanka kip, Sri Lanka rijst en Sri Lake kip met rijst zodat ik wel eens iets hartigers, iets Westerser (ja, ik beken, het was pas mijn eerste reis) op mijn bord wilde.

Die namiddag was ik in het centrum van Kandy een paar restaurants voorbijgekomen, waarbij ik op de spijskaart van The White House het magische woord hamburger had zien blinken. Ik vreesde geconstipeerd te geraken door de rijst en een gezondheidsfreak te worden door al gezond eten. Ik begon bijna te kwijlen bij het antwoord van de manager op mijn vraag of ze echt echte hamburgers hadden.

Do you really have hamburgers?”

Yes, no problem, tonight seven, o’clock’, waren zijn magische woorden. Ik kwam zelfs een halfuurtje vroeger naar het restaurant om een glas bier te drinken als aperitief. Het water liep me al bijna in de mond als ik dacht aan de delicatesse die iemand, en dan liefst een oogverblindende oosterse schoonheid, me zou brengen.

Vijftien minuten later kwam de als een knipmes buigende garçon op een vooraf ingestudeerd toontje vertellen dat er vanavond jammer genoeg geen hamburgers te krijgen waren. Een vragende en fronsende blik naar de alomtegenwoordige maître d’hotel leverde me geen verdere informatie op zodat ik weeral kip met rijst bestelde. Tot mijn immense ontgoocheling.

Nog eens drie kwartier later – ik had ondertussen al demonstratief mijn horloge afgedaan en naast me gelegd – kwam de overigens voortreffelijk ruikende kip er aan. Gegarneerd met een fleurig slaatje en vergezeld niet van een kom rijst maar van zeven (ja welgeteld 7) frieten. Ik liet het me smaken en deed dan iets waar ik nog altijd een beetje spijt van heb, alhoewel.

Ik vroeg de rekening én de manager aan mijn tafel. Ik heb daar op niet mis te verstane toon van mijn oren gemaakt over de service (niet de beloofde hamburgers, geen uitleg daarover, veel te lang moeten wachten, frieten in plaats van rijst…) Ik maakte de man wijs dat ik een anonieme controleur was van Lonely Planet en vertelde hem met een stiff upper lip dat het eten meer dan behoorlijk was maar de service omgekeerd evenredig. Mijn rapport zou navenant zijn en dus desastreus voor de toekomst van zijn‘The White House’. Als door Boeddha gezonden vergezelde het buiten losbarstende onweer mét donder en bliksem mijn niet al te vriendelijke fulminade.

Mijn speech maakte blijkbaar indruk. De manager boog zich minstens tienmaal, verontschuldigde zich uitgebreid en beloofde me voor de avond daarop wel een grote, malse hamburger. Gniffelend van de binnenpretjes betaalde ik mijn rekening en verliet hoogmoedig het etablissement.

De volgende dag bezocht ik o.a. de Tempel van de Tand en maakte alleen maar leuke dingen mee. Kortom ik had een goede, aangename en rustige dag. Ik verkneukelde me al uren op de avondmaaltijd die zou volgen.

Het was bijna zes uur toen ik, verschoond en gedoucht, in de bar van het Olde Empire, mijn hotel,, de eerste dosis alcohol van de dag mijn honger liet aanscherpen. Mijn tweede en logische bestemming was het White House waar een verser dan verse hamburger me uitnodigend zou liggen toelachen. Na mijn acteerprestatie van gisteravond verwachtte ik niet minder dan een copieuze maaltijd (misschien wel gratis om de Lonely Planetafgevaardigde gunstig te stemmen in zijn eindoordeel) maar ik kwam van een kale reis terug. Zoals gewoonlijk wanneer ik probeer te foefelen. Ik ben er niet voor in de wieg gelegd…

Ondanks de gemaakte beloftes was het vlees niet tot in Kandy geraakt. Ik herinner me niet meer of de vrachtwagen in panne was gevallen of dat de totale dierenpopulatie van het eiland aan een dodelijke ziekte ten prooi was gevallen of gisteren was doodgebliksemd. In ieder geval stond tien minuten na mijn bestelling (mijn aperitief was nog niet op) mijn eten al voor mijn neus. De kip had me gisteren gesmaakt en was opnieuw delicious.

Het toeval wilde dat het net als gisteren op hetzelfde moment weer begon te donderen en bliksemen. Van welke God had ik nu weer de toorn afgeroepen?

Niet de kelner maar de manager bracht de rekening samen met zijn verontschuldigingen maar hij bood me de maaltijd toch niet gratis aan.

 

Of hoe een hamburger onze held bijna bekeerde, andermaal, tot het vegetarisme maar nog niet helemaal. De bedrieger bedrogen.

 

 

 

Vrijdag visdag

 

 

 

 

 

Een week later logeerde ik aan de Zuidelijke kust van Sri Lanka en had de hamburgers niet voor eeuwig maar toch voor de rest van de trip afgezworen. Ik logeerde in een hotelletje langs de kust met een heel sympathieke eigenaar. Aan de overkant van de straat hadden vissers een geïmproviseerd tafeltje opgesteld waarop nog half levende tonijnen van wel vijftig centimeter lang lagen uitgestald. Koopwaar voor hoteluitbaters, restauranthouders of gewone medemensen. Het water liep me bijna in de mond. Ik had nog voldoende tijd over voor mijn avondmaaltijd zou opgediend worden dus volbracht ik eerst mijn avondritueel van dagboek aanvullen, naar een streepje blues luisteren op mijn walkman en nog een hoofdstukje of twee lezen in mijn Engelse thriller

Op het terras van mijn hotel was het redelijk fris zodat ik me behaaglijk nestelde op een bank. Mijn rust werd natuurlijk verpest door de miljoenen vliegen en muggen die daar verzameld hadden om hun jaarlijks festivalletje Toeristje pesten te houden. Met een drietal pinten op de relatief nuchtere maag zag ik er nog een paar miljoen meer maar ik raakte ze niet meer. Wel raakte ik in een opperbeste stemming om straks mijn voeten onder tafel te schuiven, vooral omdat de tafel onder een muggen verjagende fan stond. Ik vertelde de eigenaar van het hotel dat ik lekkere vissen had zien liggen aan de overkant van de straat en dat ik hoopte net zo’n exemplaar op mijn bord te krijgen.

Come on,” zei hij me, lachend aankijkend. Ik wist niet wat er van te denken en samen staken we de straat over en mocht ik zelf een vis uitkiezen. Kort daarop lag een enorme moot tonijn me op mijn bord toe te lachen – figuurlijk want de vis was natuurlijk gekeeld – naast de rijst en de curries. Zo verheugd over dit kleine succes, luisterde ik maar half naar de uitleg van de kok die me vertelde hoe en ik welke volgorde ik de curries best at en begon me aan een van de lekkerste maar ook memorabele maaltijden van mijn leven.

Amaai, mijne frak. Ik eet graag straf pikant – ik ben ook een straffe gast, mag ik in een onbewaakt moment zelfs van mezelf denken. Thuis besproei ik iedere dag mijn vlees met centiliters tabasco maar wat ik daar voorgeschoteld kreeg was me van het goede teveel. Na de eerste hap kregen alle organen tussen mond en maag een branderig gevoel zodat ik, bijna hallucinerend, besloot nooit meer tot de aankoop van de jaarlijkse kalender van de Brandweer over te slaan. Too hot to handle. Van lichtroze veranderde mijn huidskleur naar donkerrood om met het dieppaars van de stervende de aandacht te trekken van de kok-eigenaar die me ter hulp schoot. Hij bracht me niet de fles water waarnaar ik breed gesticulerend teken had gedaan. Geluid kwam er al niet meer uit mijn verschroeide stembanden maar een mandje brood stond plots voor mijn neus.

“Eat this”, was genoeg als aanbeveling. Vijf minuten, drie broodjes en een halve kom rijst later legde de man die bijna mijn dood op zijn geweten had uit dat alleen brood helpt tegen zevendegraads inwendige brandwonden. Water verergert het probleem slechts. O, ja daarom staat er altijd brood op tafel. Onthouden, Chris. In die paar seconden van mijn bijna-dood ervaring had ik op het eind van de tunnel mijn grafschrift klaar.

Hier ligt hij nu niet meer te zweten

de man die persé pikant wilde eten.

Onze vriend ligt te rotten in de smurrie

van te veel kip en straffe currie

Ondertussen was het al goed donker en na nog een paar sigaretjes oordeelde de hoteluitbater me genoeg hersteld om samen met hem en enkele van zijn familieleden een glas bier te consumeren. Op een hoogst filosofisch en intellectuele manier bespraken we de socio-economische en politieke toestanden van ons beider landen tot we genoeg van mekaars land wisten om elkaar uitbundig slaapwel te wensen.

Ik ging op de tast door de spaarzaam verlichte gang naar mijn bedstee. Om de tien seconden gierde een vleermuis (telkens dezelfde of iedere keer een andere?) over mijn hoofd. Hun oriëntatiegevoel is blijkbaar beter dan dat van de modale sterveling want zij vonden hun bestemming eerder dan ik.

Of hoe onze held de volgende dag geen kater had. Had hij dat onaangename beest gesust met een stuk tonijn? Voor herhaling vatbaar

 

 

 

 

L’ embarras du choix

 

 

 

 

 

Ik had al een hele dag rondgewandeld in het verzopen Nuwara Eliya zodat mijn eetlust nu al wel voldoende gescherpt was. Ik plonsde naar de Milano, een restaurant, aangeraden in alle reisgidsen. Door een nette, voorkomende kelner werd ik naar boven geleid waar een verzorgde eetzaal, mooie tafelkleedjes en een propere keuken me het beste van het beste beloofden. Ik zat er wel helemaal alleen maar dat vond ik als einzelgänger niet erg. De eerste ontgoocheling kwam er aan toen me op een ‘droge’ toon gemeld werd dat het bier out was zodat ik voor de allereerste keer in mijn leven een cola als aperitief heb gedronken. Van een primeur gesproken. De spijskaart die ettelijke pagina’s lang was en me in alle talen deed watertanden stelde me voor een bijna onoverkomelijke keuze. Ik koos voor een van de vele Rice and Curieschotels waarbij ik een mij onbekend vleesgerecht op de schotel zou krijgen.

Na uitgebreide beraadslaging in de keuken waren de koks het er over eens dat het vlees dat ik besteld had van een dier moest komen dat niet van regen hield en zich daarom voor slachtende mensen had verscholen. Een vlugge scan van de overige gerechten deed me beslissen een van onze gevleugelde vrienden tot mij te nemen. Toen ook die optie geweigerd werd, begon ik me serieus vragen te stellen of ik wel in een restaurant zat.

What do you have?,’ wist ik bijna ten einde raad te vragen. Een vraagje van mijn maagje.

De altijd vriendelijk blijvende ober/eigenaar/kok verdween met schrijfgerief en menu naar de keuken, kwam enkele minuten later terug en zette een kruisje naast het mij niet onbekende nasi goreng.

“Nothing else”, verklaarde hij heel laconiek. Ondanks de allesbehalve komische situatie kwam ik bijna niet meer bij van het lachen. Ieder zichzelf respecterend ‘vreemd’ restaurant in België biedt nasi aan. Had ik daarvoor zo ver moeten komen? Nasi kan ik dagelijks om de hoek eten Nog een wonder dat het enige gerecht geen spaghetti was, zou passen bij de naam van het ’restaurant’. Nu ja, eten is toch maar een van de primaire behoeftes van de mens en een hele dag buitenlucht zorgt voor een gezonde appetijt zodat de Nasi samen met haar eeneiige tweelingzuster Goreng vlug hun weg vonden naar de diepste krochten van mijn maag.

Met behoorlijk wat binnenpretjes zag ik nog een groepje backpackers binnenstappen.

How’s the food here,” vroeg een van hen mij bij het binnenkomen.

Fine, very fine,” antwoordde ik naar alle eerlijkheid op de mij gestelde vraag. Het vervolg van het spektakel wilde ik niet missen zodat ik tot mijn eigen verbazing nog een cola bestelde. Dat het een goede ingeving was bleek algauw want de rest van mijn reis heb ik niet meer zo hartelijk gelachen als in de Milano. In het restaurant was noch muziek noch enig ander geluid te horen zodat ik moeiteloos alle gesprekken kon volgen. De vier Ieren bestelden bier, rice and curry maar kregen, na identiek dezelfde studie- en vraagronde hetzelfde als ik op hun bord. De onderlinge commentaren waren zo niet sarcastisch dan wel cynisch terwijl ik halsstarrig mijn lotgenoten weigerde te vertellen hoe de rest van hun maaltijd er zou uitzien en wat ze uiteindelijk op hun bord zouden krijgen.Halfweg hun nasi kwamen twee Italiaanse meisjes het gezelschap vervoegen. Onder luid gelach van ons vijven schrompelden ze ineen en vroegen zich waarschijnlijk af welke lichamelijke gebrekkigheid het gelach veroorzaakt had. Hetzelfde ritueel voltrok zich voor de derde maal die avond en gelukkig zag iedereen het komische van de situatie in zodat we elk voor onze ongeveer honderd rupees per persoon een schitterende avond beleefden.

De culinaire band die de drie tafels ondertussen had verenigd zette zich door in de Beer Shop. We hadden al genoeg cola’s gedronken om de rest van ons leven maagoprispingen te hebben zodat we wat fundamenteler wilden. We bleven nog een paar uurtjes verbroederen en reiservaringen uitwisselen. Ondertussen was het al heel donker geworden en strompelde ik alweer naar mijn oude vriend Mr. Pereira.

 

Of hoe een nasi toch kan zorgen voor een avondje ongelooflijk plezier

 

 

 

Indische afternoon tea

 

 

 

 

 

Door het pechverhaal tijdens onze eerste nacht in India waren Katrien en ik verplicht nog soberder te leven dan we doorgaans al deden Ook op het culinair en hotelair gebied was het besparen geblazen om rond te komen. Udaipur vormde daarop echter de uitzondering die de regel bevestigt. Dagelijks rekenen en tellen had me geleerd dat we er budgettair ondanks alles nog niet zo slecht voorstonden. Dus namen we, ik voor de eerste keer in mijn trekkersbestaan, een hotel mét een zwembad waar we een heerlijk snippernamiddagje namen.

De volgende dag stapten we uitgerust en welgemutst naar het bekende Lake Pichola. We konden kiezen tussen twee soorten cruises. Je kunt een half uurtje rondvaren voor 75 roepies of een duurdere en langere trip boeken waarbij je onder andere Jagmandir, het buitenverblijf van de plaatselijke maharadja, aandoet. We opteerden voor de tweede keuze maar moesten naar onze zin nog veel te lang wachten. Blijkbaar waren nog andere toeristen dezelfde mening toegedaan en om beurt gingen we protesteren dat het te lang duurde. Onze zenuwen werden ferm op de proef gesteld omdat zij gewoon wachtten tot ze voldoende buitenlanders gestrikt hebben om de tocht nog meer rendabel te maken. Het eerste deel van de trip vaar je langs de ghats, waar de plaatselijke zich baadt in het heilige water en ondertussen hun wasje doet. Het voelt een beetje voyeuristisch aan maar iedereen blijft toch geboeid kijken naar deze typische uiting van een ons onbekende cultuur. Daarna vaar je met een grote boog rond het Lake Palace Hotel waar James Bond op onnavolgbare manier in de film Octopussy de mooiste vrouwen verleidde, de wreedste criminelen versloeg en de allergedurfste stunts uithaalde. Het leek me wel iets om in functie van het hoofdstuk Slaapverhalen van dit boek ook een nachtje door te brengen in deze luxueuze omgeving maar mijn portefeuille protesteerde en niet weinig. Voor de rest viel Jagmandir enorm tegen en waren we vlugger terug dan verwacht.

 

Een ander leuk alternatief kwam ook niet aan de orde. In de Lonely Planet had ik gisteravond zitten voorlezen over de Afternoon Tea die in het Fateh Prakash Palace werd geserveerd. Katrien kreeg weer net die gelukzalige, zelfs extatische blik in de ogen als toen ze me vertelde over die keer dat in New York deelgenomen had aan een dergelijk onwaarschijnlijke festijn. Samen met een uitgebreid ontbijt staat een theepauze heel hoog op haar verlanglijstje. Hoewel ik al honderden traditionele Engelse detectives heb gelezen, kan ik me in deze typisch Engelse gewoonte niet inleven. Met de beste wil van de wereld. We besloten met pijn in het hart dat dit ook geen spek voor onze bek was en wilden ons geld sparen voor meer primaire behoeften. Omdat Katrien mijn aan zuinigheid grenzende strikte budgetbeheersing kent, had ze niet aangedrongen.

De dag was tot nu toe toch al behoorlijk tegengevallen was en om hem toch wat te redden stapte ik in een voor mij ongewoon impulsieve bui het paleis binnen. Ik trok mijn stoute maar vooral vuile sandalen aan maar besefte dat ik niet voor de gelegenheid gekleed was en de hond in het figuurlijke kegelspel was. Een niet geringe mate lef is mij niet vreemd zodat ik met de meer timide Katrien in mijn kielzog over het handgeweven tapijt zweefde tot aan het eind van een niet eindigende gang. De receptionist aan de balie begroette ons als waren wij buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders. Die man, op Pavloviaanse manier afgericht om altijd en overal te lachen, toonde ons de kaart waarbij hij ons de geplogenheden en de gang van zaken uitlegde. Het is bijna een rituele plechtigheid. Om zelfs maar de eetzaal te betreden betaal je per persoon een vaste som die dan later van je eventuele consummatie wordt afgetrokken. Deze werkwijze zal wel uitgevonden zijn om de stampede aan curieuze kijkers te ontmoedigen. Katrien was nog niet helemaal gerustgesteld en onder de indruk van het hele gebeuren durfde ze het toch aan te vragen wat de tea zelf dan nog zou kosten. Als we vlug meerekenden met de verschillende basisvoorwaarden en extra’s of opties, zou het festijn ons een stuk meer kosten dan we gewoon zijn te spenderen. Anderzijds was het toch een stuk minder dan ik gevreesd had en zou deze betaalbare mogelijkheid ons nooit meer voorgeschoteld worden.

“Morgen leven we desnoods op droog brood en water maar nu gaan we binnen,” overtuigde ik mijn partner en een glimlach van oor tot oor verscheen op haar gezicht. We betaalden ons ‘voorschot’ en schreden, zoals het hoort, door de prachtige Durbar Hall naar de ruimte waar we verwacht werden. Er waren nog enkele tafeltjes vrij en ik koos er eentje met zicht op Lake Pichola én op Lake Palace Hotel. Misschien komt Roger Moore nog eens voorbijgescheurd op een jetski of iets dergelijks. Dan heb ik er ook nog iets aan. Ik had meer dan genoeg aan het geluk van de persoon die recht tegenover me zat. Beter nog, zich in de zevende hemel van Shiva bevond. Ik vergat zelfs dat ik een oude, grauwe short aan had en dat mijn Kuifje-T-shirt niet op de gelegenheid voorzien was. Katrien was wel blij dat ze een deftige rok aangetrokken had.

Enkele minuten later bracht een wondermooie maar jammer genoeg Westers geklede Indische vrouw ons de menukaart. Katrien twijfelde niet en ging voor de Max: de Full Cream Tea (moet met hoofdletters geschreven worden) en ik keek eerder naar de prijs dan naar wat ik zou voorgeschoteld krijgen. Ik beperkte me tot de selection of fine teas, het soberste en goedkoopste op het menu. Vijf minuten later bracht een figuur die uit de Sprookjes-Van-Duizend-En-Eén-Nacht leek weggelopen te zijn, onze bestelling. De rijzige, kaarsrecht lopende man met een spierwitte gekrulde statige snor, droeg boven zijn getaand gezicht een rode tulband. Zijn stijf gestreken kleed werd vastgehouden door een uit de toon vallen rode judogordel. Naar zijn schoenen ben ik vergeten te kijken maar waarschijnlijk droeg hij rode mocassins met de tenen naar boven opgekruld. Onze tafel stond direct vol. De zilveren theepot met bijhorende theemuts en een zilveren opdienschaaltje in drie verdiepingen waren slechts het uitermate mooie decor voor wat in de mond terecht zou komen: scones, clotted cream en drie taartjes. Katrien geniet meer van de kwaliteit dan van de kwantiteit van haar eten zodat ik ook nog wat in mijn mond kon stoppen. Dat laatste lichaamsonderdeel kon ik afdeppen met een perfect gesteven servet en op dat moment vond ik dat een dergelijk servies bij ons thuis ook niet zou misstaan. Ik kon echter aan de verleiding weerstaan. Mijn madam heeft geen pot nodig om zich deze onvergetelijke namiddag te herinneren. Ondertussen speelde op de achtergrond de hele tijd een Rajasthaans orkestje op sitar, tabla’s en ander niet identificeerbare muziekinstrumenten. De muziek was rustig en ingetogen en begeleidde het van oorsprong sociale gebeuren. De waiter was zelfs bereid het brengen van de bestelling nog eens over te doen voor de foto.

Zelfs nu nog, drie jaar na datum, straalt ze nog als ik haar vertel wat ik aan het schrijven ben. Ze lacht zo mooi dat ik overweeg de woorden Udaipur en Afternoon Tea dagelijks en in willekeurige volgorde uit te spreken.

 

Of hoe Chris een glimlach op Katriens gezicht kan toveren voor een prijs van omgerekend minder dan tweehonderd Belgische franken

 

 

 

Hoe Mongolen eten

 

 

 

 

 

Na anderhalve dag restjes en perroneten binnengespeeld te hebben, wilden we wel eens warm eten. Tegen 19 uur gingen we naar de met plastic bloemen en kitscherige tafelkleedjes gedecoreerde restauratiewagen waar we uitgebreid het menu bestudeerden, onze keuze maakten en eerst een aperitief bestelden. Aan het tafeltje naast ons zaten enkele zatlappen en toen die op luidruchtige toon mijn aansteker opeisten, gaf ik hem maar stilletjes af. Bange bleekscheet. Er kwamen nog een paar van die treinmongolen binnen en de gemoederen raakten verhit. Enkele van die heethoofden waren ferm boven hun theewater, raakten over hun kookpunt en plotseling was het hek van de dam. Ze vlogen op elkaar, sloegen flessen stuk en staken elkaar dat het niet meer mooi was. Het ging allemaal zo ontzettend snel dat we de eerste seconden als versteend bleven zitten. Pas toen de ernst van de situatie tot ons doordrong en we beseften dat we amper vijftig centimeter van het strijdtoneel af zaten, maakten we ons snel uit de voeten. Bloed, zweet en bier vlogen vermengden zich door de lucht. In het weglopen zag ik nog een van die Mongolen mijn pint wegritsen en er op het hoofd van een van zijn tijdelijke aartsvijanden mee slaan. Terwijl ik bedacht dat ik toch liever zelf mijn bier had uitgedronken, sleurde ik Katrien mee en spurtten wij weg. In alle haast was ik mijn videocamera vergeten en moest dus Jaak en Katrien laten lopen. Ik zette drie stappen terug, snurkte mijn kostbare bezit weg en holde hen achterna, op één been. Want ook mijn rechter espadrille had het onderspit moeten delven in de vlucht naar Egypte.

Niemand heeft ooit zo vlug een tiental wagons doorlopen. In onze coupé - direct op slot gedaan - hadden we tijd genoeg om op adem te komen en de door de shock in tranen uitbarstende Katrien te troosten. Ongeloof, verwondering, verbazing en afgrijzen waren de hoofdthema's van onze overpeinzingen. Het duurde langer dan gewoonlijk voor ik er een grapje over de vechtpartij durfde maken en unaniem beslisten we daar niet meer te gaan eten. We hadden nog honger maar zouden die avond geen eten door onze keel krijgen.

De volgende dagen, eigenlijk zolang de Mongolen op de trein zaten, zijn we niet meer naar de restauratiewagen gegaan. Na het passeren van de Mongoolse grens kregen we een andere eetwagon en andere medepassagiers.. We hadden ’s middags tamelijk laat gegeten en probeerden nogmaals ons geluk uit. We wilden ook niet al te vroeg wilden gaan eten zodat het was twintig voor zeven was toen we het uitgebreide menu onder ogen kregen. Het eerste dat we echter van de garçon hoorden was “Closed at seven o’clock”. We bestelden vlug drie verschillende menu’s maar kregen een vaag antwoord dat er alleen fried chicken zou te krijgen zijn. Na wat ongeloof en over en weer gepraat bleek dat ook nog te kloppen. Heel toevallig was die Fried Chicken wel het duurste item op het menu en even héél toevallig konden we niet het bestelde Mongoolse bier krijgen. Maar wel het véél duurdere Tiger. Teveel toevalligheden om toevallig te zijn. Weer gefopt op de trein dus. Ik zwoer dat het mijn allerlaatste maaltijd ooit op ene trein zou zijn.

 

Of hoe Chris het begrip treinmongolen associeerde met vecht partijen aan tafel

 

 

 

Mad Annie en haar krabben

 

 

 

 

 

Ondanks het feit dat het zo’n klein landje is en we er slechts drie dagen gebleven zijn is hier weeral een verhaal uit het paradijselijke – anders kan ik het niet omschrijven – Belize.

We hadden de hele dag rondgeslenterd op Caye Caulker, het eilandje waar er helemaal niets te zien is. Het eiland is zeven kilometer en op zijn breedst zevenhonderd meter breed. Hurricane Hattie heeft zelfs nog een stuk (heet daar gewoon The Cut) van het eiland weggeslagen. Dat je daar kunt verdwalen maak je niemand wijs.

We zwommen in het zilte nat tot we door een tropische regenbui weggejaagd werden. Niet dat we bang waren van een beetje regen maar onze kleren die nu nog op het droge lagen werden natter en natter. We strompelden door de onverwachte modder naar het hotel, spoelden het zeezout van ons lijf – weeral water – en zijn gaan informeren naar de beste condities voor onze voor morgen voorziene snorkeldag. We geraakten er niet uit bij wie we de beste prijs-kwaliteitverhouding zouden krijgen, besloten nog even de kat uit de mangrove te kijken en zochten een discussieforum tussen lokalen die ons misschien zouden kunnen adviseren. Het zeer aangenaam gelegen Mad Annie’s, bar én restaurant, bood plaats voor zonnekloppers én een overdekt terrasje voor zonnevrezers. We hadden na onze aperitief, geen zin meer elders eten te gaan zoeken en zijn daar maar blijven plakken. Het is het lekkerste maal van onze hele reis geworden. Goedkoop was het zeker niet maar de vis was er heerlijk en hoe kan het ook anders vers. Recht uit de zee op ons bord gesprongen, bij wijze van spreken

Ondertussen was ik met mijn roltabak al verschillende keren lastig gevallen door coole rastamannen die dachten dat ik een exotisch roesmiddel consumeerde. Het soort dat zij van ’s morgens tot ’s avonds nodig hadden om zich ontspannen te voelen.

Ganja for me, man,” was de vraag die ik die avond het meest te horen kreeg.

No sorry, just plain tobacco, nothing else,” kon ik hen gemakkelijk afschepen met de opmerking dat ik bezig was aan het laatste pakje roltabak voor de rest van de reis.

No problem, man,” smileden ze alleemaal even vriendelijk.

Ondertussen hadden we van onze serveerster Anna Lee (dochter van een Guatemalteekse moeder en een Oostindische vader) een gratis pint weten te verkrijgen. Zij was er echter niet al te gerust in want sjoemelen stond niet in haar woordenboek. Mijn charme haalde het van haar angst en ons laatste glas bier vergat ze op de rekening te zetten. Lieve dame, we zullen het zeker nooit verder vertellen. Dat heb ik niet gedaan, tot nu toe. We bleven nog een paar uurtjes zitten, dronken nog een paar biertjes maar werden niet half zo dronken als negentig procent van de eilandbewoners. Ik vermoed dat het percentage alcoholisten per vierkante kilometer nergens hoger is dan op Caye Caulker.

We rekenden af en baanden ons met de zaklamp een weg die tussen krabben die groter en agressiever waren dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. De beesten die op weg waren van het binnenland naar de zee (of omgekeerd) waren gestoord in hun nachtelijke wandeling en wilden zich verdedighen. Deze schaaldieren waren beschermd door een schild met een diameter van zeker vijftien centimeter. Wij hadden alleen onze sandalen als wapen maar zij stonden op hun achterpoten en zwaaiden agressief met hun scharen. Wij wisten niet of die beesten zouden aanvallen en maakten een serieuze omweg door de bosjes om aan ons hotel te geraken. We hielden er een hoop schrammen aan over. Door de opgedane emoties en de zware maaltijd vielen we als een blok steen in slaap.

De avond ervoor waren we vergeten water en brood te kopen zodat ik bij het krieken van de dag op al pad was. Te vroeg, want die mensen slapen nog hun roes uit en rollen niet uit hun nest voor negen uur. Jaak had me al bijna als vermist opgegeven en het water was al bijna op toen ik aan het hotel aankwam.

Die avond maakten we onze eerder gedanebelofte aan Anna Lee waar. We gingen opnieuw bij Mad Annie’s eten. De vriendelijke vrouw bestelde ons het eerste glas en trok zich dan discreet terug. Voor altijd. We zagen ze niet meer terug?. Was haar schriftvervalsing met onze rekening uitgekomen of eindigde haar shift juist dan? We zullen het nooit weten en met gemengde schuldgevoelens hebben we ons eten binngeslokt en geklaagd tegen de nieuwe garçon dat het gisteren beter was.

De normale chef-kok is op weekend naar San Pedro en de vervanger kent er niets van,” was het antwoord at we kregen.

 

Op de terugweg hebben we met binnenpretjes naar de bijtende krabben geschopt. We hadden zopas een van hun vriendjes verorberd.

Of hoe het verschil tussen eten en gegeten worden soms in een klein gaatje ligt

 

 

 

 

Bij vrienden ga je eten

 

 

 

 

 

Het oergezellige Vietnamese stadje Hoi An herbergt een van de leukste restaurants waar ik ooit gegeten heb. Café des Amis is de naam en het heeft een prachtige ligging. Het heeft uitzicht op de wondermooie Japanse brug en ligt langs de Thun Bon River die zorgt voor een fris briesje dat eetbevorderend werkt.

Binnen is er niet veel plaats om te zitten maar daar hadden we toch niet veel zin in. We installeerden ons buiten op een soort verhoogd terrasje van waar we makkelijk konden zien wat de andere mensen bestelden en aten. Het kon ons misschien helpen bij onze keuze; menu’s zijn immers niet altijd even duidelijk in het Vietnamees.

Je betaalt in dit restaurant naar Vietnamese normen behoorlijk veel geld maar het is iedere dong meer dan genoeg waard. Niet alleen het eten maar ook en vooral de sfeer zijn onvergetelijk. De eigenaar was met zijn verkeerde been uit bed gestapt en snauwde iedereen af. Garçons zowel als clientèle. Ik veronderstel niet dat dit een pose was om als contrast te dienen met zijn uiterst vriendelijk, charmant en behulpzaam personeel want van mensen die daar al een paar keer hadden gegeten hoorde ik krek hetzelfde verhaal. Hij stapt blijkbaar altijd met zijn verkeerde been uit bed. Misschien heeft hij er maar één (Vietnamoorlog…), niet echt op gelet.

De lokale jongens die het eten serveren kunnen hoogstens een jaar of twaalf zijn maar bedienen met zo’n flair en natuurlijke présence dat je zou zweren dat ze dit al jaren doen. Zal vermoedelijk wel zo zijn en brengt het begrip kinderarbeid in een ander perspectief. Om het even hoe oud je bent, als je plezier hebt in je werk ben je al halverwege.

De eigenaar heeft echter ook zijn positieve kanten en kan het niet onder stoelen of banken steken dat hij een grote bewonderaar is van het Franse chanson. Avond na avond speelt hij dezelfde cassettes af zodat de boys alle liedjes wel uit het hoofd moeten kennen. Nee, ze worden die muziek niet beu. Integendeel, ze zingen uit volle borst de ons bekende toppers van Brel, Brassens en andere Piafs mee. Ze begrijpen misschien wel niet wat ze zingen maar ze doen het met zo’n enthousiasme dat je onvermijdelijk meegesleurd wordt in de sfeer. Vietnam telt veel Franstaligen onder zijn toeristen en daarom zou het wel een goede marketingstunt kunnen zijn. Nee, ik ben ervan overtuigd dat hij echt van dat soort muziek houdt. De Fransen in het restaurant en op het terras begonnen mee te neuriën en later ook mee te zingen. Het herkenbare van de muziek en het enthousiasme van de garçons en de klanten bracht een wisselwerking teweeg die aanstekelijk werkte op het humeur van iedereen.

Er is geen menukaart omdat er maar één gerecht klaargemaakt wordt en daar moet je het mee doen. De normale gang van zaken is dat je acht gangen krijgt. Wij aten eerst inktvis, dan een soort viskroketjes, vervolgens fishrolls, dan weer inktvis, op een andere manier klaargemaakt. Wij stopten na het enorme stuk tonijn dat we op ons bord zagen liggen. We hadden nog wel het een en het ander tegoed maar waren voldaan.

Schitterend restaurant, maar ik zou er geen twee maal na elkaar willen gaan eten. “Je ne regrette rien” maar zo’n grote fan van de Franse mus ben ik nu ook weer niet

 

 

 

 

Liever dood dan levend

 

 

 

 

 

Ho Chi Minh City, het vroegere Saigon is een heel moderne, bruisende Westerse grootstad geworden maar heeft her en der nog een paar trekjes van zijn primitieve verleden overgehouden.

Onze hoteleigenaar kwam ons de eerste dag al direct vragen of wij zin hadden in slang. Rare, verrassende vraag. Hij kon ons deze delicatesse wel niet onmiddellijk serveren maar had een broer met een restaurantje dichtbij die dit wel na afspraak zou kunnen. Slang op het menu loont voor de restauranthouder alleen de moeite als hij minstens acht personen rond de tafel krijgt. Hij moet immers een gespecialiseerde slangenbezweerder en –doder laten komen. Als we ons op de wachtlijst wilden laten zetten, zou hij ons verwittigen wanneer de slangen gearriveerd waren. We twijfelden maar wilden toch wel eens de plaatselijke specialiteit onder de kiezen krijgen. De volgende dag hoorden we er niets van maar onze derde dag in Ho Chi Minh City hadden we prijs. Nu was het hem gelukt alle betrokken partijen te verwittigen. Jaak en ik zijn beiden grote eters verwachtten dus niet dat we onze buik zouden kunnen vullen met dit Vietnamees culinair hoogtepunt. Het spektakel dat zeker niet geschikt is voor Michel Vandenbosch en de zijnen, kon een aanvang nemen

De slang toert aan de arm van de grijnzende slachter van tafel tot tafel, legt zich willens nillens onder het beenscherpe hakmes en wordt bekwaam met een welgemikte houw onthoofd. De laatst aangekomenen, wij dus, kregen de eer en het genoegen het warme bloed dat uit de net gespleten hals sijpelde, in ons aperitiefglaasje te krijgen. De wodka met dronk ik met gesloten ogen en figuurlijk toegeknepen neus om dan, volgens de traditie, te applaudisseren. Het beste of eigenlijk juister, het ergste moest dan nog komen. De slachter verdween met zijn slachtoffer naar de keuken waar de woks al stonden te dampen. Luttele minuten later werd de met sojabonen en rijst geserveerde slang voor onze neus gezet. De clou van het verhaal was dat, terwijl de maaltijd geserveerd werd, het nog pompende hartje van het arme beest op een schoteltje naast mij werd gezet. Het beetje honger dat ik nog had was direct over. De rest van de avond die ik zo rap mogelijk wil vergeten, keek ik met één oog naar mijn bord en met het andere naar het hartje dat stilaan minder snel begon te pompen.

We hadden allebei een paar glazen bier nodig om onze verwarde en tegenstrijdige gedachten over deze exquise maar ook gruwelijke culinaire ervaring door te spoelen.

Toch sliep ik, waarschijnlijk door het verhoogde alcoholgehalte in mijn bloed (vermengd met het bloed van mijn slachtoffer) de slaap der onschuldigen tot ik midden in de nacht badend in het zweet wakker werd…

Stel nu eens dat het een gifslang was geweest.

 

 

 

Pas chic et pas cher

 

 

 

 

 

Jaipur in Rajasthan, India, is de plaats waar ik onverwacht het goedkoopst en het lekkerst in mijn leven heb gegeten. Een uur nadat we er aangekomen waren, gingen we al op zoek om eens behoorlijk en op ons gemak te eten. Ik betrouwde de Lonely Planet en selecteerde het Mid Town Restaurant maar toen we ons daar aan tafeltje installeerden, zag ik op de kaart alleen vegetarische gerechten staan. Niet veel mensen die me kennen zullen me tegenspreken als ik beweer dat ik ben een geboren en getogen vleeseter ben. Mijn moeder zei me altijd dat vlees sterk maakt. Op reis zie je meer af dan thuis en verbruik je meer energie, dus vond ik dat ik wel sterk moest staan. Het vleesloze menu in de Mid Town trok me dus niet aan zodat ik met Katrien op weg ging naar iets anders en beters.

Degelijk opgevoed en rekening houdend met de Westerse etiquette was ze met die manier van handelen eerst niet gelukkig – later zou ik ze nog wel enkele dergelijke reisgeplogenheden aanleren.

Dat doe je niet, zomaar weggaan uit een restaurant, da’s onbeleefd…”, zei ze. Een uur later was ze dolgelukkig met onze verandering van spijs en drank. Bij de buren Kalinga zijn we niet binnen geweest omdat het er te duur uitzag.

Tussen de twee gerenommeerde restaurants kun je lan gs twee kanten trapjes op naar een voordeur. Het nergens vermelde Sri Mahaweer Lodge is een heel eenvoudige plaats waar je in een refterachtige omgeving aan formicatafeltjes moet zitten. Een al even eenvoudig man kwam ons een sobere spijskaart brengen waarop slechts een paar onontcijferbare gerechten stonden. Niets dat wij herkenden. Logisch ook, Urdu was nu niet echt mijn sterkste vak op de unief. Problems, nog eens veranderen van locatie? Nee, we riskeren het welzijn van onze maag hier.

Anything with meat?,” vroeg ik de jongeling.

Yes, meat meat”, knikte hij dat zijn hoofd er bijna afviel en wees de full meal aan. Ik vroeg het voor de zekerheid nog een tweede maal en kreeg nogmaals de bevestiging dat vlees binnen de mogelijkheden lag. Katrien bestelde ook maar hetzelfde. Het hele gerecht kostte maar dertig roepies (evenveel in Belgische frank) zodat we er niet al te veel van verwachtten. Onze verbazing was groot toen we een soort fondueschotel kregen met een grote schep rijst, enkele chapathi’s en een viertal kommetjes met aardappelen, saus en groenten, dal en curries.

Het vlees was er onderweg uitgevallen maar ik heb nog maar weinig in mijn leven zo goed gegeten. Alle ingrediënten hadden een aparte, soms pittige, soms zoete maar soms ook spicy smaak zodat je alleen hoeft te eten wat je het liefst hebt. Je bent natuurlijk niet verplicht alles lekker te vinden maar wij lustten alles. Ongelooflijk. Als een van je potjes leeg is of de rijst mindert nogal snel, komt de jongeman vlug dat deel van je fonduesbord bijvullen. Omdat het zo overheerlijk was kon ik blijven dooreten en konden ze niet rap genoeg bijvullen. Ik hield me in omdat ik soms – het gebeurt gelukkig niet al te veel – toch wat schroom in mij heb. Ik wist niet wat de plaatselijke etiquette voorschreef en waanneer je de grens van het goede fatsoen overschreed.. Bewijs je hen een dienst door zoveel mogelijk te eten en toon je zo dat je het lekker vindt. Of matig je je gebruik en wil je niet gulzig overkomen? Ik wist het eigenlijk niet zo goed en wilde niet opvallen in negatieve zin.

Soit, de volgende dag at ik tot ik bijna ontplofte. Ik was gulzig maar het moest maar niet zo lekker zijn.

Als dessert kwam de patron zelf ons zijn curd (yoghurt) aanbieden. Ofwel kozen we de gewone ofwel het specialleke, de zelfgemaakte met vruchten bereide huisspecialiteit waarvan hij ons trots wist te melden dat het brouwsel vierentwintig uur buiten de koelkast bewaarde. Katrien krijgt nog het water in de mond als ze er aan denkt. Met zo’n recept boer je je rijk in België. Normaal is mijn culinaire fijnproefster niet gulzig maar die keer…

Het moest maar niet zo lekker zijn