2 Cyprus (sep)

 Cyprus

VOORWOORD

Ik doe graag terwijl ik nog jong ben (nou ja, het leven begint bij veertig nietwaar) verre reizen. Zo ben ik de laatste jaren Sri Lanka, Mexico en Guatemala en Vietnam gaan verkennen. Het ene is al beter meegevallen dan het andere. Als Germanist schrijf ik graag zodat ik nogal veel belang hecht aan mijn reisreportages en ook tijdens de schaarse vrije uren een iets ambitieuzer plan heb. Serieuze literatuur, wat heet, pleeg ik in de nachtelijke uren. Zo stuurde ik verleden jaar enkele waar gebeurde verhalen (gelardeerd met enige overdrijving om het iets leuker te maken) naar de Reisverhalenwedstrijd van de VTB-VAB. Groot was mijn verrassing toen ik in het juninummer mocht lezen dat ik de tweede prijs gewonnen had; een reis naar Kreta voor twee personen, één week (vlucht, kamer en ontbijt).

Ik was er al geweest, had het goed gekeurd en wilde wel eens iets anders. Ik probeerde met alle mogelijke argumenten de reis te veranderen, eenzaat als ik ben, in een ander bestemming uit hun catalogus, bv. twee weken voor één persoon naar Jordanië of Egypte i.p.v. 1 week voor twee personen maar het mocht niet baten. Ik mocht geen bestemming buiten het Middellandse Zeegebied kiezen om de letterlijke en figuurlijke afstand met de eerste prijs (Mexico) niet te schaden .
Zonder moeite stemde de eerste vriendin aan wie ik het voorstel deed om ‘op mijn kosten’ een weekje naar Cyprus te gaan.

Plan was om Cyprus te kiezen naar Egypte door te reizen. Na enkele bezoeken aan Wegwijzer Brugge en het lezen van verschillende reisgidsen werd dit doel al iets vager. Vanuit Limassol, Cyprus zouden er misschien nog ferry’s varen naar Port Saïd (Egypte) over Haifa maar zeker was dit niet. Vanuit Haifa kun je natuurlijk met de bus naar Egypte reizen maar dit deel van het Midden-Oosten was in augustus ’97 niet echt toeristvriendelijk en misschien zelfs gevaarlijk. Vervolgens heb ik een brief geschreven naar Louis Lines in Limassol die cruises verzorgt naar Israël en Egypte om te vragen of ik eventueel gewoon de overtocht mocht maken zonder gebruik te maken van de cruise-faciliteiten. Een zeven gangen diner in avondkleding met de kapitein met op de achtergrond een Bach-cantate is niet mijn idee van een goedkope bootvaart.
Het vliegtuig Larnaca (Cyprus) - Caïro (Egypte) kost ongeveer 7 à 8000 Bfr. voor een half uurtje vliegen en dat heb ik er zeker niet voor over.

De terugvlucht vanuit Caïro, Luxor of Hurghada zou me bijeen evenveel kosten als een doodgewone heen- en terug zodat ik maar besliste na Cyprus terug te keren naar België om zo vlug mogelijk weer te vertrekken.

VERVOER

BUS

Het openbaar vervoer (mijn meest geliefde manier van verplaatsen) op dit eilandje is goed geregeld maar krijgt toch een onvoldoende. Als je alleen maar tussen de steden (Larnaca, Limassol, Pafos, Polis...) wil rondtrekken kun je het gerust op die manier doen. De grote voordelen zijn dat het zeer goedkoop is, dat de bussen proper, verzorgd en nooit volzet zijn.
Het grote nadeel is dat ze bijna geen stopplaatsen hebben buiten die steden. Je bent dus bijna verplicht andere middelen te gebruiken als je naar de een of andere bezienswaardigheid wil gaan omdat die meestal op redelijk afgelegen plaatsen liggen. Het hele Troödosgebergte bv. kun je alleen maar met georganiseerde uitstappen of met eigen vervoer bereiken. Wij probeerden het de eerste dag met de bus maar kenden al onmiddellijk veel praktische problemen zodat we al gauw overschakelden op optie nummer twee.

Opgepast: op zondag rijden er geen bussen.

HUURAUTO

De meest logische, vlotste én zeker ook de leukste manier om je te verplaatsen. Na onze eerste dag huurden wij een auto voor drie dagen, maar het beviel ons zodanig dat we ook nog de rest van de week bijhuurden. Keuze te over bij het kiezen van een verhuurkantoor: in de Tourist Area waar wij verbleven (11 km buiten Limassol centrum) vind je er op een kilometer afstand zeker tien. De meeste kantoren hebben een brochure met vaste tarieven maar zijn wel bereid daarvan af te wijken als je én in het laagseizoen komt én voor meerdere dagen huurt.


Wij kozen voor een Suzuki Samurai en betaalden i.p.v. de 27.00 per dag uit de folder slechts 20 Cypriotische pond omdat we voor drie dagen wilden huren. De twee dagen die we nadien nog bijnamen (één per één) betaalden we dezelfde prijs.

De Four Wheel Drive versnellingspook hebben we nooit moeten gebruiken omdat de wagen kracht genoeg had om op neer te zoeven. Ons bakske kreeg het wel moeilijk bij het nemen van kilometers lange hellingen waar we plankgas niet meer dan 100 km/h haalden. Normaal genoeg voor de meeste toeristen maar niet voor mijn vriendin die het allemaal wat te traag vond.

Bij het ondertekenen van het contract moet je je rijbewijs achterlaten en je verbinden, bij eventueel ongeval, een franchise te betalen van 400 Cypriotische ponden. Omdat Anne de verkoopster vertelde dat ze al meer dan een maand in Engeland (een magisch land voor Cyprioten) links gereden had, kon ze de waarborg beperken tot 250 pond. De eerste dagen dacht ik onderweg met kloppend hart dat die vijftienduizend frank wel eens van eigenaar zouden kunnen verwisselen. Bij het meenemen van de wagen, krijg je gegarandeerd enkele kaarten mee waarbij mevrouw ons zei dat alleen de rode wegen (hoofdwegen) telden voor de verzekering. Natuurlijk namen wij meestal de gele aardewegels en reden dan maar voor eigen kost. Anders is het leuke eraf. Als je toch een ongeval hebt, mag je de wagen niet verplaatsen en het enige wat je hoeft te doen is de politie te bellen en te wachten.

Het leuke aan zo’n jeep is dat je je volledig één voelt met de natuur. Met een open dak rijden is zalig in zo’n temperaturen en thuis kun je daar alleen maar van dromen. Een tweede voordeel is dat je de wagen niet hoeft te sluiten. Op zo’n klein eiland is het onbegonnen werk een auto te stelen. Tegen de tijd dat je aan de luchthaven bent om hem over te smokkelen, is de politie daar al. Als je ergens stopt, trek je gewoon de sleutels uit het contact, zet je handrem op en je bent weg. Dat geeft een heerlijk zalig gevoel van vrijheid.

O, leuk detail: alle huurwagens hebben een rode nummerplaat die begint met een Z. Daaraan kun je de slechte chauffeurs herkennen en voorzichtiger zijn dan anders.

Ik zou het niet aanraden een Samurai te huren als je met z’n vieren bent want dan heeft het karretje waarschijnlijk geen pk’s genoeg om op een degelijke manier rond te toeren.

MUNTWAARDE

1 Cypriotisch Pond = 70 Bfr.

 

 

 

FORMALITEITEN


ADRESSEN

Cyprus Verkeersbureau : Clovislaan 2, 1040 Brussel ( 02/735 0621 - fax 02/735 6607

Vergeet niet een paar weken op voorhand te schrijven naar dit adres want ze sturen je een heel bruikbare folder met alle bezienswaardigheden én openingsuren van musea en verder adressen in Cyprus van de plaatselijke bureaus van de CTO (Cyprus Tourist Organisation). Ook krijg je een degelijke kaart van het eiland. Allemaal gratis. Doen dus.

Bij aankomst per vliegtuig (in Limassol of Pafos) vind je in de Airport dadelijk een bureau van de CTO waar je van alles kunt meenemen.

Andere bureaus’ : LIMASSOL : Odos Spyrou Araouzou 15 / Odos Georgiou A’35 / Havenbureau is open als passagiersschepen arriveren

NICOSIA : Laïki Geitonia

Cyprus Airways : ( 02/502 2628)

PASPOORT

Geen visum is vereist. Wel heb je een Internationaal Paspoort nodig dat nog minstens drie maanden na terugkeer geldig is. Ik was enkele weken daarvoor met mijn dochtertje naar Turkije geweest voor een strandvakantie en vreesde een beetje voor de Turkse stempels in mijn pas.

Bij het maken van dit verslag las ik juist in de krant dat zelfs een internationaal paspoort niet meer nodig is voor EU-inwoners.

GRENSFORMALITEITEN

Voor Europese burgers verloopt alles zoals te verwachten is, vlot.

Tussen april en half september heeft het daar tweemaal één uur geregend. Gevolg is dat alles stofferig is en dat je best geen witte T-shirts meeneemt. Zorg voor niet al te tere kleren

TAAL

De officiële talen zijn Grieks (in de eerste plaats) en Engels dat door bijna iedereen gesproken wordt. Iemand met een gemiddelde opleiding in dit dEUS- en Simpsonstijdperk zou dus geen problemen mogen hebben zich verstaanbaar te maken.

 

REISVERSLAG

Vrijdag 12 september 1997

Wij hadden afgesproken elkaar op de trein van Gent naar Brussel te ontmoeten zodat ik alleen maar aan het station van Kortrijk moest geraken. Mijn buurman was zo vriendelijk me tegen acht uur naar daar te rijden zodat ik ruimschoots de tijd had om tegen 9.12 in Gent te geraken waar Anne mij in de derde wagon zou opwachten.

Om 12.35 zou Cyprus Airways ons naar Larnaca brengen. De vliegreis verliep voortreffelijk en we hadden geen moeite om ons bezig te houden vooral omdat we naast een Antwerpenaar zaten die alle landen van de wereld gezien had, uitgezonderd Zuid-Afrika. Hij kon boeiend vertellen maar we stelden toch vraagtekens bij sommige van zijn verhalen. Niet door hem maar door een ons onbekende andere reden had ons vliegtuig een half uur vertraging toen het tegen zes uur plaatselijke tijd landde.

Het onthaal door Sunsnacks was voorbeeldig en na een goed uur stonden we met de bus voor ons hotel. Slim dat we zijn, namen we een zijingang maar belandden via de speelzaal toch in de receptie. Gewoon doen was er al van in het begin niet bij.

Na een korte uitleg over de kamer, eettijden en andere geplogenheden, zei de juffrouw aan de balie ons nog dat de lift soms niet al te goed functioneerde. Ik kreeg bijna het vliegend schijt toen Anne in de lift direct begon te springen omdat ze de lichtjes die de verdieping aanduidden niet kon zien. Mijn verbaasd en waarschijnlijk afkeurend gezicht zorgde voor de eerste slappe lach in Cyprus.

Waar ben ik nu mee op stap ?

We laadden vlug onze bagage uit en gingen hongerig aan tafel. Sedert ‘s morgens had er niets vasts ons spijsverteringsstelsel meer beroerd zodat alles had gesmaakt. Het was meer dan dat: het was voortreffelijk.

We dronken nog iets op het terras van het hotel en gingen om 23h naar boven om te gaan slapen.

 

Zaterdag 13 september 1997

We waren allebei vroeg op, nieuwsgierig om onze vakantie echt te beginnen. We waren al te vroeg beneden omdat je pas vanaf acht uur kunt gaan ontbijten. Op onze kamer nog wat gaan babbelen over wat we vandaag zouden doen. We moeten alleszins naar Limassol centrum om geld af te halen.

Bus nummer zes voerde ons voor één Cypriotisch pond naar waar we wilden zijn. Ons hotel ligt op ongeveer elf kilometer van het centrum op het uiteinde van de Hotel Area waar de meeste toeristenhotels liggen.

Brute pech: de banken zijn, in tegenstelling tot de berichten in alle reisgidsen én in de officiële documenten van het CTO, dicht. Gelukkig had mijn vriendin van thuis wat geld mee en had ik mijn eurochequekaart mee. Allebei hebben we VISA om geld af te halen uit de muur maar allebei zijn we onze pincode vergeten. Stom, natuurlijk.

De bussen vanuit Limassol naar Kourion vertrekken stipt om tijd, om het uur maar wij hadden er juist een gemist zodat we de tijd maar doodden met een bezoek aan het Limassol Castle (1 C £) dat niet erg uitzonderlijk te noemen is. We voelden ons helemaal niet als Richard Leeuwenhart die daar ooit trouwde maar wilden wel eens in zo’n harnas rondlopen.

Om elf uur reden we een half uur naar Kourion. Dit halve openluchtheater valt op door zijn schitterende ligging, met uitzicht op zee. Er liepen niet veel toeristen zodat we rustig de tijd hadden om alles op ons gemak te verkennen. Veel is er echter niet te zien zodat we binnen het half uur zowel het theater als de grondmozaïeken hadden gezien.

Bij de heenreis hadden we de uren van de bussen voor de terugreis wel gevraagd maar er bleken er nu geen meer te zijn tot half drie. Het was nu pas half een en dus nog twee uur om de tijd te doden. Ik wilde tot aan de grote baan om te liften maar ondertussen waren we beginnen babbelen met twee Fransen, moeder en zoon, die met hetzelfde probleem worstelden. Samen gingen we de weg naar beneden tot aan een café/restaurant waar we een fles water dronken en een taxi lieten komen. Het kostte ons slechts vijf pond (voor de vier samen) om ons terug naar Limassol te laten voeren.

Om één uur kochten we daar nog wat wateren telecards en zochten we naar originele postkaarten. Weinig inspiratie die mensen daar. We wandelden wat rond, verkenden de stad tot we rond drie uur de bus terug namen naar ons hotel. In de Hotel Area hebben we verschillende bureaus bezocht waar ze auto’s verhuurden omdat we vanaf morgen zelf wilden rondtoeren.

De week voor onze trip was de Engelse prinses Diana snel aan haar einde gekomen zodat allerhande bloederige, saillante opmerkingen in ons opwelden toen we op een uithangbord van een restaurant Steak Diana zagen staan. Goed voor de eerste slappe lach van de week.

We reserveerden een Suzuki Samurai voor de volgende drie dagen in een bureau dat ons nogal betrouwbaar leek.

Warm was het daar zeker genoeg zodat een verfrissende duik in het zwembad van ons hotel ons deugd deed. Ook de zee (met een temperatuur van 25 °) werd met een bezoek vereerd. Er is een prachtig wandelpad langs het propere zandstrand maar als je het water wil ingaan moet je je wel door allerhande keien worstelen. Het Middellandse Zeezout spoelden we af onder de douche in onze kamer en dan werd het stilaan tijd voor een aperitief. Anne had haar kamerhanddoek meegenomen naar het zwembad zodat ze er geen meer had voor de douche. Ze ging dan maar in de gang snuisteren en vond de kast van de poetsvrouwen waar ze genoeg handdoeken vond om een hele week weg te kunnen. We vatten het plan op om ons ‘s nachts te verkleden als poetsvrouwen om zo in de kamers binnen te geraken.

Mijn chauffeur ging de auto halen voor we aan het enorm goed verzorgde buffet konden gaan aanschuiven. Eén minpuntje: ondanks het schitterende weer mag je niet buiten gaan zitten om te eten. Na het eten hebben we nog een avondwandeling gedaan, heeft Anne haar eerste van de hele rij dagelijkse telefoontje gepleegd en hebben we nog wat rond gezocht naar postkaartjes maar weeral niets gevonden.

Op ons terras hebben we zitten kletsen tot één uur waarna we allebei geslapen hebben als een roosje.

Zondag 14 september 1997

We hadden blijkbaar niet veel nachtrust nodig want tegen zes uur stonden we al onder de douche en moesten we natuurlijk onze tijd doden tot het ontbijt. Heerlijk, buiten zitten met vers brood, kaas, vlees en lekkere koffie. Het was ondertussen al half tien toen we ons eerste ritje met de auto gingen maken.

Aan de hand van de kaarten die we gekregen hadden, moesten we eerst een stukje op de autostrade voor we omhoog naar Troödos konden.

Na een half uur waren we in Laneai aanbeland, een kunstenaarsdorpje dat betrekkelijk populair aan het worden is. Daarvan getuigen de diverse huurauto’s die we daar zagen en de commerciële zienswijze van de Cyprioten die daar al de kop opsteekt. We wandelden eventjes rond in het schilderachtige dorpje, droomden luidop van een tweede verblijf daar en wandelden door tot buiten het dorpje. Daar konden we druiven plukken en genieten van de prachtige natuur.

In het dorpje zelf moesten we de plaatselijke lekkernij, de soutzioukos, proeven. Dit plakkerig goedje bestaat uit druivenbladeren, bloem en amandelnoten. Onze smaakpapilen proteesterden zodat we maar met ons mond vol de verkoopster duidelijk maakten dat we niet geïnteresseerd waren in de aanschaf van dit spul. Buiten spuwden we het zo vlug mogelijk uit.

We vervolgden onze weg op zoek naar het eerste kerkje dat op de door de UNESCO beschermde lijst staat als World Cultural Heritage. De negen kerken die samen dit statuut verdienen zouden we vandaag en de volgende dag proberen te bezichtigen.

AGIOS NIKOLAOS / ARCHANGELOS MICHAELIS

In het dorpje gingen we in de eerste de beste coffeeshop vragen waar we de sleutel konden krijgen en we hadden geluk. De ‘caretaker’ was daar thee aan het drinken. Hij stapte in onze auto zodat hij ons het dorp door kon gidsen tot aan de kerk. Naast het beschermde kerkje staat ook nog een tweede kapel die vroeger uitmaakte van een klooster en dat uit naijver zo dicht mogelijk bij de andere werd gebouwd. Twee elkaar beconcurrerende mecenassen deden er alles voor om groter te zijn dan de andere.

Onze plaatselijke gids sprak vlot Engels en gaf een degelijke uitleg over het wat, hoe en waarom van deze kleine, afgelegen kerkjes. Binnen mag je geen foto’s nemen, wel filmen met de videocamera.

Terug buiten leerden we van onze man verse vijgen eten. Wat wij kennen bij ons zijn de gedroogde exemplaren die nogal taai zijn. Daar groeien die vruchten gewoon aan de bomen (ja, zelfs dat wist ik niet), kan je ze plukken en volledig in je mond stoppen. Je voelt gewoon eens als ze zacht genoeg zijn en dan eet je die heel sappige, lekkere vruchten tot je buikpijn krijgt.

We gaven de man een fooi en reden door naar de volgende kerk.

PANAGIA PODYTHOU (bij stadje Galata)

Was niet zo heel moeilijk om vinden maar volgens mensen die daar rondiepen gaat de kerk op zondag pas om half twaalf open. Er was daar niks te zien of te doen zodat we maar besloten deze namiddag op onze terugtocht hier nog eens te passeren.


ASINOU

De grote weg naar Asinou hebben we niet gevonden zodat we over derderangswegen sukkelden om er te geraken. Er was daar helemaal geen verkeer zodat ik me maar eens waagde aan de linkerkant van de auto in te stappen en het stuur in handen te nemen. Het schakelen gaat met knarsen en piepen maar voor de rest slaag ik er toch in het vehikel op de weg te houden en zelfs enkele tegenliggers te vermijden door langs de juiste kant uit te wijken.

Het kerkje dat boven op een heuvel staat is echt de moeite waard, prachtig bewaard en vakkundig gerestaureerd. Er was een ceremonie aan de gang waarvan we pas binnen wisten dat het een doop betrof. Het kind gaf namelijk geen kik. Uit piëteit wachtten we buiten om dan genoeg plaats te hebben om binnen te gaan. Prachtige muurschilderingen en wondermooie fresco’s die onder andere hemel, hel en vagevuur uitbeelden.? Bij het filmen van de hel stapte een bewaker op mij af en zei dat ik moest ophouden. Toeval dat het juist bij de hel gebeurde ?

Er was die dag wel geen caretaker maar het entreegeld van 1 £ was zeker het betalen waard geweest. We kochten een fles water en moesten beginnen aan dezelfde lange weg van 21 kilometer terug door het stofferige en vuile bos.

Toch wordt het tijd dat ik een beetje meer mijn pet opzet want mijn jaarlijks groter wordende voorhoofd begint al een gevaarlijk kleurtje te krijgen.

PANAGIA TOU ARAKA

Via Spilia geraakten we op weg naar het derde kerkje van de dag. Het werk schiet goed op, dachten we. Toch reden we nogmaals verloren en zagen pas na een half uur sukkelen dat de wegwijzers die ons op de goede richting moesten gezet hebben, op de grond lagen vanwege de wegenwerken. Hoe konden wij dat nu in Godsnaam weten ?

Op een kruispunt versperden we alle verkeer door de weg te vragen. Een bereidwillige inboorling verklaarde zich bereid ons voor te rijden en onderweg pikten we onze caretaker op.

We moesten door grind, kiezelstenen en stof zodat we bijna de voorgaande auto niet meer zagen. Road works, mijn voeten: Dust in the wind.

De caretaker gaf ons een degelijke uitleg maar we hoefden hem niet terug mee te nemen omdat er juist nog een auto arriveerde.

STANOS TOU AGIAS

Het wordt moeilijker en moeilijker om een kerk te vinden. Na ongeveer twee uur gezocht en rond gereden te hebben zagen we een bordje Stanos tou Agias 6 km. Ondertussen hadden we wel al een wegwijzer Nature Trail gezien maar daar geen aandacht aan geschonken omdat we dachten dat het baantje zou uitlopen op een doodgewoon wandelpad.

Bon, de weg van zes kilometer liep door en over de bergen zodat we er weer heel lang over deden.

Het was bijna niet mogelijk maar we kwamen weer een bordje tegen dat aangaf dat het nog eens zes kilometer was. Hoe kan dit nu ? Na ongeveer één kilometer stond een plakkaat dat de andere kant opwees : zes kilometer. Konden we de hele trip terug maken, zeker.

Voor de tweede maal deze namiddag (en de derde vandaag) passeerden we aan de Cedar Valley waar we enkele argeloze Britse jeepsafaritouristen ongevraagd een geweldige stofdouche bezorgden door zonder reden vlak naast hen zo hard mogelijk te remmen.

Bij het "Thank you very, very much" maakten we ons snel uit de voeten en stopte ik slechts drie bochten later waar we alletwee de slappe lach kregen.
Jeepsafari’s dus: Die mensen rijden met een tien- misschien wel twaalftal mensen de hele dag rond in een luxe-jeep, kunnen door het ruitje kijken en mogen waarschijnlijk zelf nooit achter het stuur kruipen. De jeeps verzamelen in bosjes zodat je ze bijna nooit alleen ziet maar altijd per twee of drie. Ik kan me niet voorstellen dat je veel plezier kunt beleven aan het vele geld dat je daarvoor betaalt.

‘God verbergt zich hier goed, wat je allemaal niet moet doen voor je geloof’ was onze commentaar toen we op weg waren naar Stagos. Ondertussen werd de auto vuiler en vuiler en kregen wij er hoe langer hoe meer zin in. De reis kon al niet meer stuk en we zijn pas twee dagen ter plaatse. Waw !.

In het kerkje konden we ons gelukkig serieus houden en bekeken met stijgende verwondering al de mensen die in een vreemd ritueel kaarsjes kwamen aansteken. Die doopten ze in olie en maakten een soort kruisteken ermee. Later wilden we wel eens de betekenis ervan weten maar we hebben het nooit kunnen achterhalen.

Tussen de mensen die iconen komen kussen, zie je een preekstoel met lusters en spots in een veel te moderne kerk.

Je mag er net als in de meeste andere (maar niet alle) niet filmen noch foto’s nemen. Iedere kerk heeft blijkbaar een ander intern reglement dus je vraagt het best eens na.

Buiten zag Anne aan een boom weer vijgen hangen boven een kraantje waar je je kan verfrissen.

We zijn er juist lang genoeg gebleven om de ergste honger te stillen.

We kenden geen problemen om de weg terug naar Limassol te vinden en na de derde tegenligger in een half uur, kon ik toch niet nalaten te zeggen dat ‘er veel verkeer was op zondag’. Na een plaspauze en ergens water gekocht te hebben vonden we de autostrade naar de Hotel Area niet meer en reden we maar langs de gewone weg terug door Limassol.

Het was 19h toen we eindelijk een uitgebreide douche konden nemen in ons hotel. Het stof en het vuil waren zelfs zo diep gekropen dat bij het proper maken van onze oren de handdoeken bruin en rood uitsloegen.

Op de kilometerteller van onze jeep zagen we dat we niet minder dan 121 miles gereden hadden. Goed gebold, vonden we zelf.

Het werd tijd om onze buik te gaan vullen, daarna nog een pintje te gaan drinken in een café aan de overkant van de straat tot we maar naar het balkon van onze kamer gingen om voort te babbelen. Om half twee verscheen plotseling onze buurvrouw op haar terras en probeerde ons in vloeiend Grieks (?) iets duidelijk te maken. Pas toen ze de bekende slaapgebaren maakte, werd het ons duidelijk dat we te luid babbelden zodat ze niet in slaap kon geraken. Sorry, mam.

Maandag 15 september

Deze morgen maakten we, ondanks de korte nachtrust, weer deel uit van de wakkere burgers en haastten ons niet bij het ontbijt. We kochten op ons gemak water en postkaarten. Anne wilde een origineel pakje opsturen naar haar collega’s en vulde een plasticzakje met zand en stof, schreef er Original Flavour op, vroeg plakband aan de receptie en verzegelde haar brief. Het postkantoor keek niet raar op toen ze een postzegel vroeg.

Op de kamer hebben we nog eens overlegd wat we vandaag zouden gaan doen tot we allebei overeenkwamen dat we deze week niets meer zouden plannen noch voorbereiden. We zien wel waar we terechtkomen. Door mijn weekschema in de vuilnisbak te gooien, doorkruiste ze al mijn voorbereidingen maar ik had er geen moeite mee, vooral omdat alles tot nu toe zo schitterend verlopen was.

Pas om elf uur reden we weg, op naar Kolossi.

KOLOSSI

Op weg naar het kasteel van de Hospitaalridders zijn we voor de zoveelste keer verkeerd gereden, ditmaal in de haven van Limassol al. We vroegen de weg aan een wandelaar die zo luid mogelijk floot naar een vriend aan de overkant van de straat. Ofwel was deze laatste doof, ofwel hoorde hij hem echt niet door het verkeer maar hij bleef gewoon doorlopen. Onze behulpzame man bleef maar fluiten. De andere draaide zich om, zag niets en stapte door. Fluiten, doorstappen. Fluiten, doorstappen. Het begon natuurlijk al op onze lachspieren te werken en we bedankten hem bijna voor de moeite maar onze man deed zo hard zijn best en liep zijn vriend achterna. Uiteindelijk kwamen ze samen naar onze auto terug en konden in nauwelijks verstaanbaar Engels alleen maar de richting aangeven. Met een stiff upper lip reden we wat verder vooraleer we weer in een slappe lach uitbarstten.

Het kasteel van Kolossi zelf is een redelijk oninteressant kasteel met als enig kenmerk dat de woonplaatsen zo groot zijn. Afgekeken van de Europese middeleeuwse kastelen. In het domein bij het kasteel wordt de bekende Commandarawijn van Cyprus gebrouwen.

De 0.75 p entree was eigenlijk verloren geld en ook de sugar factory die naast het kasteel staat was de moeite niet waard.

Natuurlijk had Anne weer een persoonlijk tintje aan onze aankomst gegeven. De parking naast het kasteel is onmetelijk groot en er stond maar één wagen netjes geparkeerd. Omdat het zo warm was vond ze er niets beter op om door te rijden tot aan én onder het enige boompje dat op de parking stond. Ze zou en moest schaduw hebben. Niet alleen de voorruit was onzichtbaar door takken en bladeren maar zelfs tot boven onze neuzen was er niets dan groen te zien (zie foto op p.2).

Dat was nog niets maar toen we wilden wegrijden had de een of andere slimmerik zich pal tegen onze achterbumper geparkeerd. Anne kon er niet mee lachen. Maar wat kon ze doen? Ze kon wachten tot de chauffeur opdaagde, ze kon claxonneren, ze kon van alles maar nee, ze vond er niets beters op dan door te rijden. Tussen de wirwar van takken en bladeren zodat we in onze open jeep helemaal onder het groen zaten. Dagen later vonden we nog takjes en blaadjes onder ons gat. Zot spook.

Natuurlijk werd deze gebeurtenis het hoogte- en gesprekspunt van onze Cyprusreis. De slappe lach die er op volgde leek niet meer te stoppen maar we hadden niet graag het gezicht van de verhuurster van de wagen gezien toen dit stuntje uitgevoerd werd. Uiteindelijk waren we toch in staat om door te rijden langs de schitterende weg naar Petra Tou Roumiou.

Stel je het volgende voor : een schitterend blauwe hemel, prachtige rotsen in de al even blauwe zee en krijtrotsen langs de kust. Een unieke locatie om eventjes te verpozen en te genieten van de Middellandse Zee. In tegenstelling tot wat in de reisgidsen staat is de zee hier niet vervuild en is het heerlijk zwemmen. Ik had enorm veel plezier in de manier waarop Anne probeerde met mijn videocamera om te gaan. De beelden die ik nu nog regelmatig bekijk, versterken mijn lachbuien. We zochten allebei stenen in originele vormen en kleuren voor onze respectievelijke dochters en gingen een fles water kopen in het CTO-bureautje aan de overkant van de weg. Daar is er gelukkig ook een toilet.

PAFOS

Na die verrukkelijke rustpauze reden we door tot aan het Castle van Pafos waar we tegen 16 uur arriveerden. We betaalden 0.75 pond om van het ietwat ontgoochelende uitzicht te genieten. Het is een visserstadje zodat we er al duizenden gezien hebben.

Langs de dijk vind je een café met een enorme tamme pelikaan die zijn enorme bek rond het hoofd van zijn baasje drapeert. Enerzijds is het onverantwoord zo’n prachtig beest in gevangenschap te houden maar anderzijds is het een indrukwekkend zicht.

We namen de auto om de mozaïeken te gaan bezichtigen maar mochten alleen het huis van Dionysos en nog één ander binnen. De rest was gesloten voor restauratie. De grondversieringen zijn de moeite waard maar in ons geval werd ons genot overschaduwd door diverse busladingen Duitse toeristen en de stupide uitleg van hun gidsen. Hoe we het deden weet ik niet maar we slaagden er in de twee huizen te bezoeken zonder iets te betalen (normaal is het 1.50 per bezoek)

 

We wilden nog doorrijden tot aan het klooster van Chrysorroyiatissaso. maar moesten eerst dringend benzine vinden en dat is niet zo’n eenvoudige opdracht op dit eilandje. We werden van het kastje naar de muur gestuurd, vertrokken dan maar op weg naar boven (richting Polis) tot we voor eenmaal ons gezond verstand terugvonden en maar besloten stilletjes terug naar Limassol te rijden.

We vorderden goed tot aan de Tempel van Aphrodite waarvoor we slechts een minieme omweg hoefden te maken. Het complex was helemaal de moeite niet waard zodat we zelfs geen entreegeld betaalden en dus ook het museum niet mochten bezoeken. Wel staan er langs de weg veel boomgaarden waar we enkele heerlijke appelsienen geplukt hebben.

Langs de kustweg hadden we zo’n schitterend uitzicht dat ik rechtstaande een poging gedaan heb om te filmen en hoewel ik door het sterke tegenlicht bijna niet zag wat ik filmde, was het resultaat toch bevredigend. Anne moest wel zachtjes rijden en dat kostte haar heel wat moeite.

In het centrum van Limassol natuurlijk weer gesukkeld om goede baan te vinden en dan alvast maar benzine ingedaan om morgen weer met een volle bak te kunnen starten. Vandaag hebben er 129 miles op zitten.

Ondertussen was het kwart voor zeven voor we konden douchen. Ik ging in de bar mijn dagboek bijwerken terwijl Anne haar zoveelste telefoonkaart volbabbelde.

Na het eten hebben we kennisgemaakt met Roger en Tiny, een uitermate vreemd duo. Hij aan zijn derde vrouw, zij aan haar tweede man toe en ze beweerden allebei dat ze de ware gevonden hadden. De extreem fijnzinnige mensenkennis van Anne doorzag hun façade en we begonnen hen netjes uit te horen en leerden hun vorige levens kennen. Roger was een beest geweest (zuipen, vechten, stelen.) maar was nu volledig clean, beweerde hij. Wij roken en zagen het tegendeel. Zij had meer dan twintig jaar slagen gekregen van haar man en had nu het geluk gevonden. We vreesden dat we er aan zouden vast zitten en vluchtten naar een café aan de overkant, The Old Tombs Inn waar het door de intelligente, passionele en emotionele gesprekken weeral twee uur werd. Met een grijnslach meldde Anne me dat ik moest gaan slapen, ‘dat het mijn uur was’.

Ik luisterde maar naar die onverbeterlijke levenswijsheid en betweter - bedweter ?

Dinsdag 16 september 1997

We slaagden er vanmorgen toch in om tot zeven uur te slapen en ontmoetten aan het ontbijt de onvermijdelijke Roger die ons heel vriendelijk aanbood de beste kaarten van Cyprus uit zijn kamer te gaan halen. Ik antwoordde kort en bondig ‘we gaan onze plan wel trekken’. Om kwart na tien ontmoetten we Brigitte van Sunsnacks (ook uit Brugge) waarmee Anne onmiddellijk een gesprek begon over hoe eenzaam haar bestaan wel moest zijn. Nergens geen vrienden of relaties, hier niet en in België niet. Na een kwartiertje babbelen namen we afscheid. Aan de lift moesten we nog Roger afschudden die ons naar zijn kamer wilde meenemen om de beste brandy van Cyprus te gaan proeven. Hij dronk niet meer, remember.

Vandaag gingen we naar KYKKOS maar stopten eerst in het stadje Troödos waar we een wandeling deden. Het is een heel commercieel stadje maar als je eenmaal het centrum verlaten bent is de rust overweldigend en kun je uren wandelen zonder iemand tegen te komen. Zolang hielden we het wel niet vol en vervolgden onze weg naar het klooster van Kykkos waar we tegen 13 uur aankwamen.

We waren op voorhand gewaarschuwd in de reisgidsen en zagen de bewijzen toen we daar aankwamen. Niemand mag het klooster binnen in short. De rebelse natuur in Anne stak weer haar kopje op en na een heftige discussie met de wachter aan de ingang, overwoog ze het zelfs ter plaatse haar short uit te trekken, daar haar legging aan te trekken en zich opnieuw te presenteren. Omdat er wat al te veel politie rond liep, heeft ze het toch maar niet gewaagd en trok ze zich terug in onze jeep waar de verkleedpartij weinig minder opvallend was. Van pure frustratie wrikte ze in het klooster een mozaïeksteentje los uit de muur als souvenir. Het vergulde exemplaar prijkt nog altijd in mijn foto-album.

Het klooster op zichzelf is een prachtig gebouw maar de fresco’s en iconen zijn splinternieuw en daardoor allesbehalve indrukwekkend. De arrogante kaartjesknipper die ons ondanks zijn zwaarlijvigheid staande hield bij het binnenkomen van zijn museum vertelde ik dat ik van Belgium was, ‘you know just around the corner of versta je geen Vlaams ?’ Ik hoorde Anne achter mij lachen en wist dat haar woede efkens gekoeld was.

De kerk waar de geestelijken hun geloof belijden is van een zodanige glamour en glitter dat je opstandig wordt bij het zien van al die nutteloze verspillingen. De boeren honderd meter verder moeten werken voor een hongerloon terwijl die paar monniken miljoenen verspillen aan pure bombast. Het tabernakel is versierd met honderden iconen die allemaal op hun beurt tot in de kleinste vierkante centimeter verguld en versierd zijn met ongelooflijk veel krulletjes en tierlantijntjes.

Met ons nuchter verstand konden we er dan ook niet bij dat een jong meisje bijna in trance stond te bidden voor het altaar. Ze meende het nog ook.

We besloten in plaats van een kaarsje aan te steken er een in onze zak te steken en stiekem slaagden we daarin. Weeral een souvenir meer.

Dan was onze wraak nog altijd niet afdoende gekoeld want toen ik naar het (vuile) toilet wilde, en mijn handen afspoelde liet ik heel toevallig de kraan lopen.


Eenentwintig kilometer scheidden ons van Chrysorroyiatissas. Van Kykkos naar de Cedar Valley was het 10 kilometer en verder naar Panaya was het nog eens 11 kilometer. Dat klusje zouden we nu eens gauw klaren. Wat is zo’n korte afstand met zo’n goede wagen en zo’n schitterende chauffeurs.

We deden er niet minder dan drie uur over maar zijn er toch niet geraakt. Wat, drie uur voor eenentwintig kilometer ?

Hoe we dit klaargespeeld hebben zou je eigenlijk moeten meegemaakt hebben. Woorden schieten tekort.

In het eerste bos dat we na de Cedar Valley binnengereden waren zagen we een splitsing met vier boswegen en maar drie wegwijzers. We kwamen van Cedar Valley, Stavros en Pera Kara lagen volgens onze kaart de andere kant op zodat ons niets anders restte dan de vierde weg te nemen. Probleem: er stond een sens unique. Hoe kan dit nu temidden een bos? De andere wegen zijn ook nauwelijks breed genoeg om twee wagens door te laten dus dat kan het niet zijn. Tweede vraag: misschien is de weg afgesloten ? Nee, dan zouden de wagens van de andere kant er ook niet door mogen. Kortom, na kort overleg besloten we dat de boswachter aan een tijdelijke vlaag van verstandsverbijstering had geleden en dat er geen enkele reden was om ons daar de doorgang te verbieden.

Zo gezegd, zo gedaan. Ik nam, zonder schuldgevoelens, de eerste eenrichtingsverkeerstraat uit mijn leven. Het was, zoals verwacht, een hobbelig aarden weggetje met veel keien zodat ik niet dikwijls mijn handen van het stuur moest halen om in mijn neus te peuteren, een sigaretje te rollen of om mijn vingers te laten wapperen in richtingen die ik wel wilde.

Na een half uur werd ons geduld gedeeltelijk bekroond: we hoorden lawaai en zagen boskappers aan het werk. De opzichter die we de weg vroegen naar Panaya was niet verbaasd ons daar te zien en vertelde ons dat we naar beneden moesten rijden en na de rivier rechts moesten houden. Het zuiderse type dat voor mij alleen een welkome praatpaal was geweest deed het hart van Anne smelten zodat ze er, naar eigen zeggen, helemaal nat van werd - in zo’n temperaturen? Ik werd er alleen maar koel en koud van en concentreerde me als een gebeten hond nog meer op de weg. We vonden eigenlijk geen rivier, reden heuvel op en af en volgden vanaf nu consequent de sens unique borden. We kwamen op een splitsing uit waar het baantje links er tamelijk uitzag maar we moesten rechts houden van haar charmeur. Probleem: er stond weer een sens unique en daarenboven lag er een geïmproviseerde balk op twee stokjes een twintig centimeter boven de grond. Het advies van de allochtoon opvolgend gaf ik volle gas en ramde met onze jeep tot ontzetting van mijn passagierster het balkje. Een slappe lach was de bekroning voor mijn stuntje.

We waren waarschijnlijk in een soort natuurpark terechtgekomen want we zagen verschillende reeën voor ons uit huppelen langs de beekjes die we sporadisch tegenkwamen. Het waren waarschijnlijk de eerste auto’s die week die die beestjes zagen.

Een hele poos later stopten we aan een ‘Nature Monument’, twee bomen in één. Een zilverberk en een esdoorn. Beetje grootsprakerige term maar het was toch leuk om die parasiterende boom te zien profiteren van de andere.

Ik moest laveren tussen de rotsen op de weg toen Anne ontgoocheld zei dat ze al lang niet meer door elkaar geschud was. Net op dat moment reed ik en het was zeker niet opzettelijk in een heel diepe put zodat we allebei bijna uit de auto wipten.

We bleven meer dan een uur rondrijden en belandden weer aan een splitsing. Anne kreeg me daar de hevigste slappe lach die ik ooit van mijn leven heb gehoord. Mijn frank was niet onmiddellijk gevallen maar toen zag ik het ook: we waren terug op ons punt van vertrek. Aan de splitsing had iemand het balkje (een ander wellicht) terug op de stokjes gelegd zodat niemand zou door kunnen.

We moesten allebei de auto uit en hebben daar meer dan een kwartier staan te lachen, ondertussen proberend iets te zeggen tegen elkaar maar dat ging simpelweg niet door de lachsalvo’s. Gelukkig hadden we nog praktisch geen water gedronken anders was het er zonder probleem langs onderen uitgekomen.

We hadden ons erg geamuseerd met de rechtse weg maar namen nu toch de weg links waardoor we na amper honderd meter niet minder dan zeven wegwijzers zagen staan blinken. De keuze was niet moeilijk: het was alweer te laat voor Chrysorroyiatissaso. zodat ik vreesde dat we er nooit zouden geraken.

Als het opgeven van Chrysorroyiatissaso de prijs zou zijn voor al de leute die we al gehad hebben, wilde ik het gerust laten vallen. Ongelooflijk hoe we ons vandaag weer kostelijk geamuseerd hebben. En we zijn nog nergens, nog nergens geraakt bedoel ik.

Via Panaya vlogen we naar Pafos waar we nog meer dan zestig kilometer voor de boeg hadden naar Limassol. Eerst moesten we alweer benzine gaan halen. Het schakelen, draaien en keren in de bergen vreet niet alleen aan je concentratievermogen maar ook aan de benzinetank. Na enkele vergeefse pogingen om een benzinestation te vinden, gaven we het op en was Anne er wel van overtuigd dat ze ons zonder kleerscheuren in onze thuishaven zou krijgen.

Het was ondertussen al onze derde en laatste jeepdag en het karretje moest tegen 20 uur binnen zijn in het verhuurkantoor. Anne was misschien een heel klein beetje zenuwachtig en moest haar snelheid aanpassen om zo een optimaal klein verbruik te hebben. Gelukkig vonden we direct de goede autostrade en zelfs in Limassol hadden we geen miserie om de juiste weg te vinden. Met gekruiste vingers hield ik de benzinemeter in de gaten. Had die auto een verklikkerlampje of niet ?

Raar maar leuk: op de autostrade zijn de afritten altijd op ronde punten. De eerste dag dat je links moet rijden is zo’n obstakel wel een nachtmerrie maar na verloop van tijd vlieg je erdoor en erover waarbij ons standaardgrapje bij de vraag ‘Langs waar is het?’ altijd luidde ‘Altijd hetzelfde gat nemen. Wat dacht je?’. Het lukte meestal maar lang niet altijd (vooral bij mij).

Om kwart voor acht waren we aan ons hotel, overwogen een halve seconde om de auto weer wat toonbaar te maken en toen wilde Anne natuurlijk nog een kwartiertje wachten om hem af te leveren, louter en alleen om mevrouwtje’ s zenuwen in haar keel te laten gieren.

Chris had dringend een douche nodig maar kreeg er spijt van toen hij het relaas van de onderhandelingsronde hoorde. Wij waren te laat om nog voor morgen een nieuwe jeep te regelen maar Anne was zo overtuigend (praten kan ze als een grote) dat mevrouw haar man opbelde die dan maar iets moest gaan zoeken. Uiteindelijk kregen we ons vertrouwd karretje voor nog een dag mee. De verhuurster had wel opgemerkt dat de jeep nogal vuil was waarop de repliek onmiddellijk kwam ‘That’ s because of your dirty roads’.

We gingen pas om half negen eten maar er was nog voldoende over om onze honger te stillen. Dorst hadden we natuurlijk ook vanwege de kilo’s stof die we geslikt hadden. Bij het herkauwen van zowel ons eten als de dagherinneringen kregen we weer de slappe lach en mochten rekenen op verbaasde blikken van de andere tafelgenoten die waarschijnlijk dachten dat wij het een of ander geestverruimend spul ingenomen hadden. Terwijl Anne ging douchen (het was nodig, ze zag er niet uit) belde ik nog eens mijn dochtertje.

In de Old Tombs Inn was er live music wat betekende dat de een of andere halfgare organist deuntjes zat te spelen en te kwelen zodat we ons zo verder mogelijk van het muziekspektakel gingen zetten om onze verbazingwekkende hoogstaande discussies te hervatten.

Ondertussen sliepen de meeste Cyprioten al en gingen we nog een sigaretje roken op ons terras tot het tijd (twee uur, wat dacht je) was om onze oogjes toe en onze snaveltjes dicht te laten.

O ja, vandaag hebben we 160 miles gereden waarvan misschien een kleine helft door het stof.

Woensdag 17 september 1997


Toen ik vanmorgen een douche nam kon ik het niet nalaten Anne die op het gemak aan het lezen was op het terras, door het venster nat te spuiten. De Vlaamse vloek acteerde als wekker voor het hele hotel.

Bij het ontbijt hebben we een potje boter meegenomen om aan de ‘kloof’ in mijn voetje te smeren. Mijn persoonlijke verzorgster kweet zich heel behoorlijk van haar taak. Het deed deugd en het genezingsproces kon beginnen.

Bij het ontbijt konden we niet naast Roger en Tiny kijken en moesten we van hun druiven eten. Die hadden ze gisteren gekregen van een boer en dankzij hun cactusverhaal (te onnozel om verder te vertellen) kregen we een paar waarschijnlijk gepikte handschoenen.

Om elf uur begonnen we onze derde poging om aan het klooster van Chrysorroyiatissas te geraken. Nu zouden we niet wachten tot ‘s namiddags en het dadelijk proberen. Omdat we ondertussen al alle wegen kenden die we niet mochten nemen, kostte het ons niet de minste moeite om er te geraken.

Onderweg passeerden we schitterende landschappen waarbij het ons verbaasde dat bijna ieder kwartier de kleurtint van de rotsen anders werd. Ook de vegetatie verschilt enorm als je hoger of lager op het eiland komt. Het ziet er eigenlijk niet zodanig schitterend uit maar is het wel.

CHRYSORROYIATISSAS

Het klooster is zeer oud en vergeleken met het monsterachtige Kykkos op een veel authentieker manier bewaard. Er is weinig restauratie aan verricht en de monniken leven er nog zoals ze al eeuwen doen. De wijnkelder ziet er voor de liefhebbers goed uit en in de winkel kun je zoveel alcoholische druivensap aanschaffen als je maar wil. Op zolder zijn ze wijn aan het maken en konden we het productieproces van dichtbij aanschouwen. De Soutzioukos die ze ons aanboden hebben we wijselijk afgeslagen maar een anders soort zoete versnapering, konden we niet weigeren en spuwden we dan maar uit in de lavabo op de weg naar beneden.

Dionysos, de wereldbekende restaurateur van iconen gaf niet thuis zodat we zijn werk niet konden bewonderen.

Paniek bij de auto: mijn Rough Guide is gestolen. Hoe kan dit nu op zo’n vredelievend eiland (we vergeten even de Noord-Zuidspanningen) waar iedereen zo vriendelijk is. Efkens nagedacht, gevloekt en dan maar zonder de broodnodige informatie weg.

Van Chrysorroyiatissas reden we langs de zelfde weg van gisteren naar Panayia (de beruchte 21 kilometer dus) en halveerden we bijna een prachtige, zwarte slang op de weg. Nog nooit gezien, zo’n beest en rap dat het weg glibberde.

Ik reed tegen zo’n 35 km per uur naar beneden, brak daarmee waarschijnlijk het snelheidsrecord rally maar kreeg Anne toch niet ongerust. ‘Op een weg die je goed kent, rijd je sneller en meer op je gemak’. Mijn dwaze opmerking kreeg spontaan een goedkeurend lachje.

LAMPADITIS

We geraakten zonder problemen aan deze redelijk grote kerk waar de Griekse vlag uitdagend hing te wapperen. De caretaker zat al op zijn stoeltje toen we er aan kwamen en kwam er tegen zijn goesting af om antwoord te geven op een paar van onze vragen. We mochten alweer niet filmen en geen foto’s nemen en nadat ik één postkaart had gekocht, meende de priester dat we hem al genoeg last hadden bezorgd, sloot de deuren af en vertrok met stille trom.

We deden allebei onze kleine behoefte buiten in het gangetje naast de kerk en konden met een lege blaas op zoek gaan naar het volgende UNESCO-monument(je).

MOUTOULLA

Deze kerk was gesloten wegens verbouwing. Er hing buiten wel een grote klok maar op onze poging om ze te luiden kwam niemand tevoorschijn gesneld.

ARCHANGELOS MICHAELOS

Het was ondertussen iets na vijven toen we een oud vrouwtje lastig vielen om ons naar de laatste kerk van te dag te dirigeren. Het was een buurvrouw die in een huis met een blauwe poort woonde. Eigenlijk mag ik dit niet verklappen want het zoeken maakt groot deel uit van de charme.

Omaatje sprak geen woord Engels wat jammer was want we wilden haar nog het een en ander vragen.

Als we zo vlot zouden blijven avanceren, zouden we vroeg in Limassol terug kunnen zijn en zou ik er nog eens van profiteren om een paar lengtes te zwemmen

In point mort reed ik naar beneden, er zijn daar namelijk zeer veel wegen waar je kilometers lang geen gas moet geven, alleen soms eventjes remmen (best toch). We hadden juist een geanimeerd gesprek gehad over de edele kunst van het autorijden waarbij ik het niet had kunnen laten eerst te boffen met de kunsten van mijn metgezellin maar haar toch fijntjes op het feit had gewezen dat ze volgens mij zo niet erg zuinig reed. Een kwartier later passeerden we het dorpje Pano Amiakos toen onze motor de welbekende maar vreselijke prut prutgeluiden liet horen. Ik dacht dat er wel nog een beetje benzine inzat (dacht Anne ook, oef) en ik veronderstelde dat de motor gewoon verzopen was door het op ralenti draaien. Na een tiental minuten probeerde ik het nog eens, met hetzelfde resultaat. Daar stond ik nu met mijn speech over zuinig rijden. Toen kwamen we tot de constatering dat de choke nog uitzat en dat we waarschijnlijk al de hele dag zo rond reden en met onze benzine gespeeld hadden.

We konden ons niet herinneren de laatste kilometers een pomp tegengekomen te zijn maar ik zag een aantal Cyprioten aan de overkant van de weg in een soort cafetaria thee drinken. Een van die vriendelijke mensen haalde zijn auto uit de garage en bracht me naar de dichtstbijzijnde benzinepomp. Gelukkig dat ik dit niet had moeten te voet doen want het was toch een paar kilometer ver.

Met vijf Cypriotische ponden waren we alweer uit de nood gered en we kregen daarenboven van die vriendelijke man nog enkele blozende appeltjes als afscheidsgeschenk. Ik wilde hem op een thee of een cola trakteren maar dat weigerde hij pertinent. Gastvrijheid is geen loos woord in Cyprus.

Omdat het toch daaraan niet gelegen had, reed ik maar in point mort naar beneden

Het werd redelijk fris in ons wagentje zodat Anne onze kaart als rokje en mijn hemd ("Het Is tof, wie heeft dat voor jou gekozen?") als extra lichaamswarmte gebruikte.

Met gesloten ruiten maar met het onvermijdelijke open dak zag ik toch nog de kans een practical joke uit te halen. Toen mijn appel op was, gooide ik het klokhuis langs Anne’ s neus tegen het venster. "Oeps, ik dacht dat het venster nog open was." Bijna de slappe lach.

Aan de roundabout koos ik natuurlijk het verkeerde gat wat me passende en niet voor publicatie vatbare commentaren opleverde.

Het was 19.00 en er stond veel volk op de parking zodat Anne maar onze Samurai dubbel parkeerde, zo een Mercedes blokkerend.

Van op ons terras goten we een fles water vijf verdiepingen naar beneden zodat hij niet meer naar de carwash moest vooraleer Anne nog een dag extra ging vragen in het verhuurkantoor.

Na de obligate douche gingen we de innerlijke mens versterken met vaste en vloeibare ingrediënten en zetten onze praatsessie verder op ons balkon. Kwart na twaalf wilden we eens kijken hoe het was met onze autootje en zagen hem niet meer. De Mercedes had waarschijnlijk weggemoeten en ze hadden ons bakje maar verzet. Hoe weten e niet maar nu stond hij in ieder geval goed geparkeerd. Anne had weeral het gelijk aan haar kant.

Om kwart voor twee wilde ik gaan slapen maar stuitte op tegenkanting "Het is nog uw uur niet".

145 miles gereden vandaag: het is normaal dat nafte op geraakt.

Donderdag 18 september 1997

Omdat ik zo vroeg gaan slapen was, was ik vroeg uit de veren en profiteerde er maar van om de zonsopgang te gaan filmen. Prachtig en zo rustig daar buiten. Ik was vroeg klaar en ging tegen kwart na zeven terug naar de kamer waar ik nog niets hoorde? Ik had gvd de sleutel niet mee en wachtte dan maar nog een kwartier tot ik op de deur durfde kloppen. Ik wilde immers de schoonheidsslaap van Aphrodite niet verstoren. Bleek wel dat ze al lang op was en al gedoucht had zodat ik me nog moest haasten om me ook presentabel te maken voor de buitenwereld.

Na het ontbijt zijn we natuurlijk weer blijven hangen op het terras beneden en bespraken we met de ons kenmerkende luciditeit zowel de wereld- als onze voorbije (ik) en huidige (zij) privéproblemen.

De tweede behandeling van mijn voetje met boter zou de laatste zijn. Het resultaat was verbluffend. Totale genezing.

Om kwart voor elf de nodige voorraad water gaan kopen en op weg naar de hoofdstad.

Het is een goed uur rijden tot aan de wallen die de stad ommuren en waar de grootste (betalende) parkings zijn. Ik denk dat het geen goed idee zou zijn als je de eerste dag al met de wagen naar Nicosia zou rijden. Het verkeer is er namelijk nogal hectisch en het links rijden is wel wat vermoeiend.

In de Nationale Bibliotheek ben ik boeken gaan zoeken van mijn favoriete auteur, de Amerikaanse thrillerschrijver Raymond Chandler. Omdat ik probeer zoveel mogelijk vertalingen van zijn werken te bezitten, zoek ik er overal ter wereld naar. Blijkbaar hebben ze in Cyprus nog nooit van de privé-detective Marlowe gehoord. Dedju. Door de gezellige winkelstraatjes wandelden we naar het Makarioscomplex (£ 1 te betalen) waar we in het museum van de vriendelijke bewaakster een heel deskundige uitleg kregen over de diverse iconen die daar hangen. We leerden dat er verschillende technieken bestaan, gedeeltelijk afhankelijk van de ondergrond waarop geschilderd werd. We wisten juist alles wat we wilden weten toen er een paar bussen verschenen en het gedaan was met de rust. Op ons gemak slenterden we wat rond en zochten cadeautjes voor onze dochters.

Iets voor twee uur moesten we terug aan de jeep zijn als we geen boete wilden riskeren. We reden het centrum door naar de Green Line waar de Griekse en Turkse grenssoldaten elkaar zitten te beloeren over de kunstmatige grens heen. De sfeer lijkt ons niet bitsig maar toch gespannen. We hielden de grootstad Nicosia ietwat ontgoocheld voor bekeken en zochten maar weer het binnenland en de natuur op.

Het klooster van Stavrovouni sluit om 17 uur en ondanks het feit dat we daar maar tien minuten vroeger toekwamen, probeerde ik toch maar eens binnen te gaan. Het was vergeefse moeite want de bewaker was onverbiddelijk: ik moest een lange broek dragen. Discussies hielpen niet. Anne deed zelfs geen poging want vrouwen mogen daar niet binnen. Ze wilde me maar op één voorwaarde daar naartoe rijden en dat was dat ik het zou overwegen gehoor te geven aan mijn latente roeping en in het klooster zou blijven, voorgoed. Het bouwwerk is schitterend gelegen op een hoge heuveltop en normaal gezien zal je daar wel een prachtig uitzicht hebben. Wanneer wij daar waren was het nogal nevelig zodat alles nogal troebel overkwam.

Langs de kustweg reden we terug naar Limassol waarbij we soms eens stopten om fruit te plukken (heerlijke appeltjes hebben ze daar). Onze benzine geraakte weeral bijna op en het leek ons raadzamer toch nog een paar ponden te spenderen om heelhuids thuis te geraken. Langs de zee begon het flink te waaien zodat we ervan overtuigd waren dat het weer ‘aan het keren’ was en de goden ons welgezind waren geweest.

Het was pas kwart voor zeven toen we afscheid namen van de jeep en hem eerst een heel klein beetje proper maakten. Daarbij deden we een vondst: mijn Rough Guide was onder een van de tapijtjes gegleden en was blij dat hij zijn baasje terugzag. "Aren’t we early today ?" vroeg ik aan de verbaasde mevrouw van het verhuurkantoor die blij was van ons af te zijn. Opgelucht bedankte ze ons voor de goede zorgen voor de wagen.

Ik ging douchen en mijn dagboek bijwerken terwijl Anne een allerlaatste poging deed om souvenirtjes voor haar twee dochters te zoeken.

Voor onze laatste avond konden we niet te vroeg gaan slapen maar wilden we er ook zo lang mogelijk van genieten. Het werd een compromis: tegen één uur lagen we in ons bed. We moesten er wel om vier uur uit maar dat waren zorgen voor later

Vrijdag 19 september 1997

We waren pas op, gewekt door én de wekker én ons vriendelijke hotelpersoneel toen de telefoon al rinkelde. De bus staat klaar. Sorry hoor maar dat was de afspraak niet. Pas om half vijf nemen we afscheid van onze kamer.

Op de bus wilde Anne nog eens de vluchttijden controleren en ik zag haar zoeken in haar buzze. Ze keek verbaasd en voor de eerste keer deze week zag ik ze tweemaal hetzelfde doen, nl. ze zocht nog eens. De derde maal belandde heel de inhoud van de tas op de grond en werd het rommelen. Een typisch Brugse vloek vergezelde haar opmerking: "Ik vind mijn ticket niet meer". Half slaperig kon ik er toch nog mee lachen maar de grijns werd groener toen ze het bewuste document helemaal niet meer vond. Verschillende alternatieven en wisseloplossingen spookten door ons hoofd tot we maar besloten er niet meer aan te denken en samen wat te rusten.

In de luchthaven zagen we gelukkig een hostess van Sunsnacks die ons verzekerde dat zij het wel zou arrangeren, typisch Vlaams. Ze haalde er een Cyprioot bij die weg en weer liep maar ons uiteindelijk toch op het vliegtuig kreeg.

Oef. Anne richt de ogen ten hemel in spannende afwachting of ze wel met mij mee zal mogen.

 

Van de terugvlucht valt niet veel te vertellen. Wel waren we iets stiller dan gewoonlijk omdat we stilaan begonnen te beseffen dat aan onze schitterende week veel te vlug een einde zou komen.

Tot overmaat van ramp landden we zelfs een kwartier te vroeg. Gelukkig stond niemand van onze respectievelijke familie ons op te wachten zodat we alle tijd namen om in het station van Brussel nog koffie te drinken.

We namen samen de trein richting Brugge maar ik moest Anne verlaten in Gent en bleef alleen achter met mijn ongelooflijke herinneringen.

Snif.

Het einde van onze reis was al even fantastisch als de rest. Thuis vond ik in mijn bagage Anne’s vliegticket.