3 Egypte (sep)

 Egypte

VOORWOORD

Waarom wilde ik de wereld zien ? Jommeke, Kuifje en Asterix zijn de schuldigen! Raar maar waar. Het zien van de piramiden is altijd al een beetje een jongensdroom geweest. Uit de talloze strips die ik als kind verslonden heb, bleven die van Jommeke en Kuifje waar ze avonturen beleefden in Zuid-Amerika en in Egypte het langst beklijven. De magie, oerwouden en Indianen bekoorden me net als de piramiden, de sfinx en monumentale schatkelders van de farao’s in de fictieve verhalen.

Twee jaar geleden verkende ik al de Maya route en kon ik de schatten van de Indianen bewonderen.
Door leuke omstandigheden (reis gewonnen met een reisverhaal, zie verslag Cyprus), was ik tweemaal weggeweest dit jaar en stond mijn trouwe compagnon Jaak er alleen voor. Hij had al het land van de farao’s bezocht zodat ik maar in zijn voetsporen trad om mee te kunnen praten over die schitterende cultuur.


Als we China even terzijde laten kunnen we Egypte toch beschouwen als de bakermat van onze beschaving. Je kan niet anders dan met je mond vol tanden staan wanneer je ziet tot welke enerzijds monumentale anderzijds intimistische kunst die mensen duizenden jaren geleden al in staat waren. Toen wij nog in holen leefden van jacht en visvangst (moet ook leuk geweest zijn). Het mythische Egypte is iets dat je moet gezien hebben als je niet wil bestempeld worden als cultuurbarbaar.

Wat me wel afschrikte waren de verhalen over de hitte, de stroom toeristenbussen en de wraak van de farao’s die volgens een recente studie van de British Tourist Association de ingewanden van meer dan 86 % van hun ledenteisterde. Ik had me al ingesteld op één, maximum twee dagen van platte rust niet ver van een wc pot.

Als rasechte Vlaming drink ik ook graag op tijd en stond mijn pintje ‘s avonds maar de berichten die ik daaromtrent hoorde over Egypte deden me overwegen bij de AA-lid aan te sluiten. De moslims zouden immers vanuit hun fundamentalistische principes alle alcohol verboden hebben Zelfs voor buitenlanders zou het bijna onbegonnen werk zijn om aan iets straffers dan thee te geraken. Ik hoorde verhalen over mensen die tot 400 Bfr. betaald hadden voor een glas bier. Wel dan hoeft het voor mij niet.

Een dag nadat ik van Cyprus in België geland was, vertrok ik alweer met alleen mijn rugzak, een paar honderd US $ en mijn Lonely Planet. Ik was het, hopelijk voorgoed, afgeleerd om alles op voorhand te plannen en wist alleen dat ik Caïro, Luxor, Aswan en Abu Simbel zou zien. De rest zou ik wel ter plaatse uitvogelen. De vorige jaren had ik me (besef ik nu) zelf gedragen als de door mij gehate bustoerist die ergens toekomt, vlug zijn plaatsjes schiet en weer weg is. Ik deed eigenlijk hetzelfde alleen op een low budget manier (plaatselijk vervoer, goedkope hotelletjes en idem dito restaurants) maar eigenlijk was ik er ook op uit zoveel mogelijk te zien in een zo korte tijdsspanne. Ik moest dringend meer aandacht schenken aan het genieten, aan de kwaliteit i.p.v. de kwantiteit.

Met goede voornemens vertrok ik dan voor twee weken naar het eerste Afrikaanse land dat in mijn paspoort zou gestempeld worden.

Een Internationaal Paspoort kun je België op voorhand kopen : 2500 Bfr. (Ambassade in Brussel) maar je moet er wel persoonlijk naar toe om het aan te vragen en er persoonlijk naar toe om het af te halen. Aan de telefoon waren ze heel weigerachtig om toe te geven dat je het visum ook kan krijgen in de internationale luchthavens van Egypte (Caïro, Luxor, Hurghada...) voor slechts 25 US $. Ter plaatse aangekomen kon ik tot mijn vreugde constateren dat het slechts 15 US $ kostte om twee zegeltjes in je paspoort te laten kleven.

ISIC : is de afkorting van International Student Identity Card, een onmisbaar instrument in Egypte. Overal kan iedereen (zelfs 65plussers lopen er mee rond) zich een studentenkaart aanschaffen voor de luttele prijs van 25 US $. Ik heb echter al plaatsen gezien waar je 30 of zelfs 40 dollars moest betalen. In mijn hotel gaf ik een pasfoto af en vulde ik naam, universiteit en studierichting (philosophy stond me wel goed, vond ik) in en vijf minuten later had ik een geplastificeerde kaart die me tot eind ’98 student verklaarde. Naast het psychologische voordeel (je voelt je stukken jonger én intelligenter dan je eigenlijk bent) levert dit bewijsje je ook nog op alle treinen en bij alle bezienswaardigheden een korting van 50 % op. Op veertien dagen lwas dit toch een besparing van ongeveer 2000 Bfr. op. De moeite nietwaar !

REISSCHEMA

Dag 1 : zondag 21 september 1997 Brussel - Boedapest - Cairo
Dag 2 : maandag 22 september 1997 Cairo (Egyptian Museum, stadsbezoek)
Dag 3 : dinsdag 23 september 1997 Cairo (Piramiden)
Dag 4 : woensdag 24 september 1997 Cairo (Stadsbezoek)
Dag 5 : donderdag 25 september 1997 Luxor (Tempels Luxor en Karnak)
Dag 6 : vrijdag 26 september 1997 Luxor (Valley of the Kings)
Dag 7 : zaterdag 27 september 1997 Luxor - Edfu - Aswan
Dag 8 : zondag 28 september 1997 Aswan (Elephantine Island)
Dag 9 : maandag 29 september 1997 Abu Simbel - Philae - High Dam...
Dag 10 : dinsdag 30 september 1997 Aswan - Daraw - Luxor
Dag 11 : woensdag 1 oktober 1997 Luxor - Hughada
Dag 12 : donderdag 2 oktober 1997 Hurghada
Dag 13 : vrijdag 3 oktober 1997 Hurghada
Dag 14 : zaterdag 4 oktober 1997 Hurghada - Caïro
Dag 15 : zondag 5 oktober 1997 Caïro
Dag 16 : maandag 6 oktober 1997 Caïro - Budapest - Brussel - Kortrijk

ZONDAG 21 SEPTEMBER 1997

Vrijdagavond pas ben ik thuisgekomen van een gratis en schitterend weekje in Cyprus waarbij ik meer de slappe lach heb gehad dan in de voorbije veertig jaar van mijn leven. Tijd genoeg dus om zaterdag boodschappen te doen, de inhoud van mijn rugzak rechtstreeks in de wasmachine te legen, mijn dochter een dagje bij mij te hebben, een bezoekje te brengen aan ouders en zus, mijn was te strijken en onmiddellijk weer in de rugzak te proppen. Klaar was Kees.

Kort voor mijn vertrek deden de opbeurende woorden van de vriendin die Cyprus tot zo’n succes had gemaakt, me veel deugd : "Amuseer je hé, ventje !"

Om half vier kwam mijn zuster mij ophalen om me met de wagen naar het station van Kortrijk te brengen van waaruit de trein me om 16h08 naar Zaventem zou brengen. Van 18 h voort was het wachten op het inchecken en het aan boord gaan van het vliegtuigdat me in no smoking vlucht eerst naar Boedapest en na een korte wachtperiode van een uur in transit naar Egypte zou brengen.

Ik mocht het genoegen smaken twee maal warm eten geserveerd te krijgen door de sympathieke hostesses van de voortreffelijke Malev luchtvaartmaatschappij. De tweede maal was ik van plan te weigeren - je kan toch die ondervoede Egyptenaren niet shockeren door daar met een volle pens aan te komen - maar ik was in slaap gevallen en het Poolse koppel naast mij had mijn eten aanvaard voor ze me wakker maakten. Met lange tanden het meeste binnengespeeld

MAANDAG 22 september 1997

Het vliegtuig landde op tijd rond kwart na drie in de morgen en zeer vlot kon ik een kwartiertje later al mijn bagage ophalen. Ik wisselde mijn eerste beetje Amerikaanse dollars om in een heel pak vuile Egyptische ponden waarna ik me vol goede moed naar de paspoortcontrole begaf. Ik had blijkbaar niet goed opgelet want na het aanschuiven moest ik terug om in de aankomsthal mijn stempels voor het visum te gaan halen. Gelukkig spraken de tientallen asbakken de No Smoking-borden tegen zodat een zelfgerold sigaretje de wachttijd draaglijk maakte.

Caïro

Innerlijk en uiterlijk klaar om de grote strijd met de baksheesh aan te gaan, haastte ik me naar buiten, de opdringerige taxichauffeurs negerend om de bus te zoeken die me naar het centrum van één van de dichtst bevolkte steden ter wereld zou brengen. Behulpzame autochtonen lieten me op de juiste plaats wachten tot iets voor vijven de bus vertrok. Fier op mezelf dat ik de eerste hindernis had genomen (slechts 50 piasters betaald i.p.v. de ettelijke ponden die de taxi’s aanrekenen) reed ik met het aftandse vehikel drie kwartier door de nachtelijke buitenwijken naar Midan Tahrir.

Aangekomen aan dit immense verkeersknooppunt in Caïro, liep ik eerst rondjes tot het me duidelijk werd dat de schaarse nachtelijke wandelaars me niet veel zouden kunnen helpen. Ik wachtte tot het licht werd om me beter te oriënteren en geraakte dan ook al vlug aan het hotel van mijn keuze. Eerste deuk in mijn zelfvertrouwen: volzet. De manager raadde me Hotel Magic aan en na een korte blik in mijn Lonely Planet werd die tweede optie goedgekeurd.

De reis was in mijn kleren gekropen zodat ik me maar een half uurtje op mijn bed heb gelegd en tegen half acht klaar voor was om er tegenaan te gaan, mét de pas aangeschafte studentenkaart.

Egyptian Museum

Terwijl ik in Cyprus plezier aan het maken was, hadden fundamentalistische moslims een bomaanslag gepleegd op een Duitse (gelukkig maar) toeristenbus nét voor de ingang van het Museum zodat het thuisfront er ten eerste zeker van was dat alle Egyptereizen geannuleerd zouden worden (mis, poes) en ten tweede raadden ze me aan de plaats des onheils te mijden. Dan kennen ze me, de averechtse bibliothecaris, nog niet. Het eerste dat ik deed was gaan kijken of al het bloed mooi opgeruimd was. Ja, hoor. Ik moest me wel door een colonne agenten, rijkswachters en militairen wurmen om aan de ingang te komen. Voor het eerst kon ik gebruik maken van mijn nieuwe identiteit als student en leverde dit me tien pond op. De hon

 

derd pond voor het meenemen van een videocamera binnen had ik er niet voor over zodat ik maar mijn handbagage (camera en fototoestel) achterliet bij de ‘vestiaire’.

Op dit ogenblik vond ik de aanschaf van mijn fototoestel een miskoop. Ik had enkele jaren geleden geopteerd voor een volledig automatisch toestel met ingebouwde flash maar nergens in Egypte mogen binnen foto’s genomen worden mét flash. Er is wel een Menu aan mijn toestel waarbij ik waarschijnlijk de auto-flash kan afzetten maar natuurlijk heb ik weer de handleiding niet bij en is mijn technisch verstand te beperkt om het zelf te proberen op te lossen. Zo ging ik dus, alleen maar gewapend met mijn reisgids, het museum binnen.

De benedenzaal is indrukwekkend door de enorme beelden die je al onmiddellijk met een mysterieuze blik begroeten. Koningen en koninginnen uit de diverse dynastieën, in verschillende staat van verval - het komt hier niet op een arm of been minder aan - doen je verstomd staan.

Eigenlijk onbeschrijflijk op de eerste verdieping (er is er maar één) is de zaal waar de Schat van Tutanchamon wordt bewaard. Je kan uren staren naar het dodenmasker, de sieraden en de massief gouden sarcofaag van de niet eens machtigste farao. Superlatieven schieten tekort.


Verder zijn er ook zalen met beschreven papyrusrollen, mummies... Eigenlijk veel te veel om te ver tellen.

Voor de speciale mummiezaal moet nog eens extra veel geld betaald worden en die heb ik dan maar gelaten voor wat ze was. Ik had al genoeg moois gezien voor vandaag.

Om twaalf uur stond ik weer buiten. Ik wilde volgende week nog eens terugkeren nadat ik mijn Egypte-tour had volbracht om misschien nog intenser te kunnen genieten van dit ongelooflijke muse um.

Ik had nog een lange namiddag voor de boeg en wilde er van profiteren om alvast mijn treinticket te gaan reserveren voor Luxor. Terwijl ik aan het rondkijken was op mijn kaartje in mijn gids, sprak een jonge Egyptenaar me aan, wilde me helpen de goede weg te vinden en ging me voor. Ondertussen bleef hij babbelen en vertellen dat hij familie had in België - dat verhaal zou ik later nog veel horen - en dat we aan zijn wereldberoemd winkeltje moesten passeren. Ik stond wat wantrouwig maar hij ging de goede richting uit, dacht ik, en aan zijn shop verbaasde hij mij met de woorden "Come in, please, effe kijken niet kopen’. Verbouwereerd door die typische Hollandse manier van verkopen, volgde ik hem naar binnen.

Op de tweede verdieping moest ik me in een zetel zetten, temidden van honderden flesjes parfum en begon hij zijn uitleg. Dat zijn grootvader nog altijd parfum maakte van de een of andere bloemblaadjes en dat hij in alle reisgidsen stond (bewijzen werden op tafel gelegd) en dat hij beroemde kopers had. Hij toonde me een gastenboek waarin o.a. Paul Van Vliet, de vader van voetballer Rudy Smidts, Marco Borsato e.a. hun belevenissen geschreven hadden. Iedereen was vol lof over de parfums. Klap op de vuurpijl was de foto die hij me toonde waarop zijn neef samen met Cassius Clay stond, in dezelfde zetel waar IK nu zat. Ondertussen had hij me al uitgelegd hoe zijn parfums in Frankrijk door alle grote merken verdund werden en ontzettend duur verkocht werden. De Turkse koffie die ik gekregen had was ondertussen op en ik wilde vertrekken maar dat was zonder de waard gerekend. Ons ventje begon me vol te smeren met allerlei soorten parfum, vroeg me honderduit over vrouwen, vriendinnen en kinderen en begon bijna dreigend te spreken wanneer ik hem vertelde een arme student te zijn en ik geen geld had om parfum aan te schaffen. Daarenboven was het pas mijn eerste dag en zou het flesje nooit heelhuids in België geraken. Hij liet zijn broer (denk ik) steeds kleinere flesjes voor mijn neus zetten tot ik op de duur niet meer durfde weigeren. En een minuscuul flesje lotusparfum (of was het papyrus?) kocht. Zijn voortdurende uitspraak ‘We’re no maffia in Caïro’ had op mij net het tegenovergestelde effect. Ik werd bang.

Door hem op de goede weg gezet, bereikte ik niet zonder hindernissen het Ramses Railway Station waar me de tweede ontgoocheling van de dag te wachten stond. Ik heb daar meer dan een uur rondgelopen om het juiste loket te zoeken om een ticket naar Luxor te kopen. Eerst binnen geprobeerd in de hal (niemand wist daar van iets), dan naar perron 8 zoals de Lonely Planet voorschreef (dat waren ze aan het verbouwen) dan aanschuiven aan een van de loketten buiten. Na twintig minuten aanschuiven, verwezen ze me weer naar binnen. Nog efkens geprobeerd en dan gefrustreerd weg. Ik probeer het later nog wel eens.

Op de terugweg natuurlijk nog een paar keer verloren gelopen totdat ik op de duur alleen maar ‘Midan Tahrir’ meer vroeg, zonder me om mijn stadsplannetje te bekommeren.


Rond drie uur was ik terug in mijn hotel om een douche te nemen en een tukske te doen. ‘s Middags zijn toch bijna alle winkels dicht tussen 13 en 17h zodat er niet veel te beleven valt.

Opgefrist besloot ik naar een ander hotel te gaan zien omdat het mijne ten eerst nogal duur was en ten tweede omdat de kamer die ik had niet al te appetijtelijk was. Ik zocht en vond dus Hotel Gresham waar ik al onmiddellijk gecharmeerd was door het bord ‘Café-restaurant’. Eureka, dit is het. Binnen heb ik tien minuten staan wachten op de lift en toen die maar niet kwam (kapot ?) ben ik het dan maar weer afgetrapt. Ik probeer het later nog wel eens.

Tijdens de wandeling kwam ik een café tegen. Hoezee, de onheilsberichten van het thuisfront bleken geen waar te zijn. Cafeteria Horea in de Al-Busran is een rasecht, ouderwets Engels café. Zelfs van door het raam liep het water me in de mond bij het zien van die halve literflessen. Er was niet veel volk dus vlug een vrijstaand tafeltje gevonden. Tijd om de eerste pagina’s van mijn dagboek te schrijven terwijl ik een Stella achterover sloeg. Jawel, Stella, zo heet het plaatselijk bier. Bekend hé. Het is flauw van smaak maar heel goed fris maar kost wel (taksen inbegrepen) 6 E £. Kort nadat ik zat, kreeg ik het gezelschap van een Ethiopiër die zijn Engels wilde oefenen. Daarover later meer want ik zou Hem Met De Onuitspreekbare Naam nog zien.

Het werd ondertussen stilaan tijd om naast een natje ook nog een droogje tot mij te nemen. Ik wendde mijn nog altijd vaste schreden naar het Felfela Restaurant waar ik in een luxueuze omgeving mijn honger kon stillen.

Het was 21 uur en ik voelde, door het gebrek aan slaap van de vorige nacht, de vaakgeeuwkes al opkomen zodat ik na nog een douche en wat leeswerk in een Amerikaanse detective, mijn oogjes sloot en droomde van de sfinx en de piramiden. Asterix en Kuifje lachten me toe in mijn slaap.

DINSDAG 23 september 1997

Het ontbijt nam ik deze morgen op de gang van de verdieping waar de kamers lagen. Drie broodjes met kaas en confituur en een tas goede koffie maakten me sterk genoeg om de sfinx te gaan bedwingen.

Om kwart na acht stond ik aan het busstation van Midan Tahrir waar Tarik me al stond op te wachten. Deze vriendelijke Egyptenaar werkte nachtdienst in een hotel in Caïro en had gisteravond beloofd me mee te nemen naar de piramiden. We hadden eigenlijk om acht uur afgesproken maar ik was het eerlijk gezegd vergeten. Tarik zal met me meegaan met de minibus (50 piasters) tot aan Gizah Village waar hij woont.

Hij vroeg me of ik geïnteresseerd was om onderweg eens te stoppen aan een Papyrus Museum (‘No shop, don’t have to buy’). Om mijn kennis van dit unieke schrijfpapier te vermeerderen zei ik natuurlijk niet neen. Het gebouw niet ver van de piramiden had wel Museum als opschrift maar was eigenlijk een verkapte vorm van winkel. Bij het binnenkomen kreeg ik een deskundige uitleg van hoe papyrus nu eigenlijk klaargemaakt werd om beschreven te worden. Dan liet de ‘verkoper’ me rondsnuisteren in de winkel terwijl hij me uitleg gaf over de verschillende taferelen die afgebeeld waren. De kwaliteit leek me redelijk - wist ik veel - zodat ik me toch liet verleiden tot enkele aankopen. Mijn dochter zou blij zijn met haar sterrenbeeld en haar naam in hiërogliefen en een vriendin zou er wel mee gediend zijn dat ze een afbeelding van een kat (geen om zonder handschoenen...) kreeg. Ikzelf kocht een afbeelding van Horus en Nefertiti ("Every man needs a strong woman" - een waarheid als een koe).

De aankopen werden keurig verpakt in een kartonnen rol die wel zou passen in mijn rugzak en me niet te veel hinder zou bijbrengen de volgende veertien dagen. Ik betaalde met VISA omdat ik niet al te veel cash bij me had.

Nog tien minuutjes later stopten we alweer aan een soort reisbureau waar een gids aan de hand van een muurschildering zijn diensten uiteenzette. Voor 120 Eg. £ kon ik de small tour doen (alleen de drie piramiden en sfinx), voor 250 de medium (met Saqqara erbij) en voor 420 Eg. £ had je de full tour (met bedouïenendorpjes erbij enz..) Verschrikkelijk veel geld en ik moest thee, koffie en sigaretten afslaan en me boos maken om daar weg te geraken. Mijn vertrouwen in Tarik was al danig aan het tanen.

Om tien uur doemden eindelijk de langverwachte piramiden voor mijn ogen op.

Piramiden van Gizeh

De grote mensenmassa was nog niet gearriveerd zodat ik gewapend met een fles water, fototoestel en videocamera mijn 10 £ ingangsgeld betaalde. Nog veel groter dan Kuifje me verteld had doemden de stenen bouwwerken van Cheops, Chefren en Mycerinos voor me op. Net toen ik een goed plaatsje meende gevonden te hebben om een foto te nemen waarop zowel de sfinx als de piramiden samen ‘vereeuwigd’ konden worden, riep een oude Egyptenaar me toe dat hij een foto van mij wilde nemen op dezelfde plaats. Stom kanon dat ik ben, gaf ik hem mijn fototoestel. Hij nam een foto en vroeg ... baksheesh. Ik gebaarde eerst dat ik dat woord niet kende maar het bekende gewrijf met duim- en wijsvinger maakte me zijn bedoelingen duidelijk. Het muntstukje dat ik in mijn broekzak voelde kletteren, negeerde hij ‘That’s no money’ en hij wilde mijn Minolta niet teruggeven. Na een korte maar hevige discussie lukte het me toch met geweld mijn rechtmatig bezit terug te bemachtigen. Mekaar in onze eigen taal verwensend gingen we elk onze weg.

Ik genoot enorm van de imponerende kunstwerken, van de karavanserai kamelen die aan de horizon plechtstatig op een duin voortschreed en van de galopperende paardjes in de woestijn. Minder aangenaam was het voortdurende gekwebbel van busladingen Italianen en Japanners die de bijna gewijde stilte stoorden.

Het obligate kamelenritje (richtprijs 12 E £ voor een half uur) en de vochtige tocht in de piramide van Chefren (waar toch niets te zien is) liet ik maar links liggen.

Veel is er eigenlijk niet te zien maar je moet je laten overrompelen door het indrukwekkende vakmanschap van de oude Egyptenaren.

Iets na twaalven stond ik terug aan het huis van Tarik waar voor mij een taxi zou klaar staan om me naar Saqqara te brengen. Tarik en ik hadden afgesproken dat ik daarna bij zijn familie mocht blijven om ‘s avonds mee aan tafel te schuiven en van op zijn dakterras gratis zou kunnen genieten van het klank- en llichtspel. Dat leek me wel wat zodat ik graag inging op het aanbod.

Ik had de deal met de taxi aanvaard omdat ik al genoeg gelezen had dat Memphis en Saqqara met het openbaar vervoer heel moeilijk te bereiken waren. De chauffeur vroeg me echter 50 Eg. £ wat me veel te veel leek zodat ik vriendelijk maar gedecideerd de man van me afschoof. Ik beloofde hem echter een poging te doen om aan de ingang van de piramiden nog enkele mensen te zoeken om mee te gaan naar de trappiramide om zo de kosten te delen. Dat probeerde ik maar blijkbaar had iedereen andere plannen of andere voorzieningen getroffen zodat ik de rest van mijn uitstappen op mijn buik mocht schrijven.

Het souvenirwinkeltje bij de ingang was veel te duur, zelfs voor water en diende alleen maar om mijn blaas te legen. Ik wandelde door Gizah Village tot aan de Pyramids Road waar een Duits meisje me gezelschap hield tot ons minibusje er aan kwam. Zij woont nu al vier jaar in Egypte, geeft daar les aan Duitsers (èkes) en heeft in de plaats van een auto een paard gekocht (is te zien aan haar gebit, sorry) waarmee ze avondlijke woestijntochtjes doet. Mijn teer poepke zei nee tegen haar invitatie te blijven tot morgen. Ze vertelde honderduit over de vakantie die ze de volgende week zou nemen in Da’hab en maakte me duidelijk dat dit stadje duizendmaal interessanter was dan het verfoeilijke Hurghada waar ik van plan was naar toe te gaan. Da’hab lijkt een soort aards paradijs en wordt het Amsterdam van Noord-Afrika genoemd, vanwege de losse libertijnse sfeer van drugs, alcohol, hippies en toffe muziekfuiven. Interessant om te overwegen.

Voor 25 piasters geraakten we aan Midan Tahrir waar Mahmoud, een vriendelijke advocaat, met me mee-ging naar het bureau van de Upper Egypt Bus Company om een ticket te reserveren voor Luxor.

Ik had al mijn buik vol van het te drukke Caïro en was dus redelijk ontgoocheld toen me gemeld werd dat de eerstvolgende bus pas morgenavond om 8.45 pm zou vertrekken. Ik had me voorgenomen nooit meer een nachtbus te nemen (vanwege een diefstal enkele jaren geleden in Mexico) maar was er nu toch aan voor mijn moeite. Nu ja, ik spaarde weer een overnachting en tijd uit.

Om 15h was ik in Hotel Magic waar ik het piramidenzand van me afspoelde, een beetje at en me in mijn Lonely Planet verdiepte om de info over Da’hab eens door te nemen. Er wordt ook mee geboft maar de rit over land lijkt me teveel tijdverlies en de overzetboot zou 100 Eg. £ kosten: much too much. Nu, we zien wel wat de volgende week brengt. Misschien, we laten alles open op deze reis.

Om het thuisfront te plezieren en mijn doodsbange moeder te sussen ging ik alvast telefoonkaarten kopen. Je kan er krijgen van 15, 20 of 30 Eg. £. Ik schafte er van elk één aan die ik in omgekeerde evenredigheid zou gebruiken voor vriendin, dochter en ouders.

Onderweg loofde een zekere Saïd me dat ik zonder kaart in Caïro rondliep. Ik vertelde hem dat ik een ander, beter en goedkoper hotel zocht dan Magic en hij stelde voor me te vergezellen naar Hotel Amin. Als ik eerst eens met hem wilde meewandelen voor een korte boodschap ?. Hij zag er me te vertrouwen uit zodat ik hem volgde naar de twee Opel-winkels die Caïro rijk is om een wisselstuk voor zijn wagen te kopen. Het hem bekende hotel vraagt ‘slechts’ 33 Eg. £ voor een single mét eigen badkamer (28 zonder). Het ziet er properder uit dan het mijne en ik beloof de dame volgende week terug te komen na mijn omzwervingen door de rest van Egypte.Tot nu toe tevreden over mijn dag ging ik mee met Saïd naar de Duty Free Shop om hem een plezier te doen. Inlanders mogen daar niets kopen maar toeristen wel. Het is dus (zo zal later nog dikwijls blijken) een zaak voor de Egyptenaren om zo vlug mogelijk een buitenlander te overtuigen hem dat pleziertje te doen. Velen willen je er zelfs iets voor betalen maar dat wilde ik niet. Later werd ik nog verschillende keren aangesproken om die deal te maken. De vrouw aan de balie in Talaat Harb herkende Saïd en vermoedde onterecht een duister zaakje zodat we met klikken en klakken buiten vlogen.

Meer woedend dan ontgoocheld gingen we uit frustratie maar een glas drinken in het ondertussen al vertrouwde Horea. Saïd betaalde voor elk twee pinten en een shisha (waterpijp) die ik als verstokte Drum-roker maar matig kon appreciëren. De alcoholdrinkende moslim begon week te worden en we gooiden het over de sentimentele toer. Na eerst gezegd te hebben dat hij nog altijd vrijgezel was, bekende hij bij zijn tweede glas dat hij eigenlijk door zijn vrouw buitengesmeten was omdat hij haar net iets teveel sloeg. Ik werd dan getrakteerd op de innerlijke keuken van de Egyptenaren waarbij ik leerde dat alle mannen hun vrouw slaan (‘Ze luisteren toch niet als je iets zegt’) en wie dat niet doet wordt door zijn buren en familie als een mietje beschouwd. Hij had echter onder invloed van drugs en drank zijn handjes te hard laten wapperen en was op straat gezet. Immense smeerlap die ik ben, hoorde ik de rest van de avond Beat it van Michael Jackson in mijn hoofd. Nu had hij een vriendin maar droomde hij nog van zijn vrouw die ondertussen bij haar moeder was gaan inwonen. Enerzijds had ik wel medelijden met die gast maar anderzijds, slaan is toch het laatste wat je doet. Maar als het ingebakken zit in de cultuur, waar sta je dan met je moraliteit. Saïd herinnerde zich plotseling zijn oorspronkelijke idee. Ondertussen hoorde ik iemand ontgoocheld achter mijn rug ‘Chris, hai’ roepen. De Ethiopiër van gisteren was blijkbaar ontgoocheld dat ik een andere gesprekspartner had gevonden.

Er is nog een Duty Free Shop in Zamalek, de chique buitenwijk van Caïro waar alle miljonairs samenhokken. De Egyptenaar betaalde de taxi heen en terug. Hij kocht flessen whisky, kratten bier en sloffen sigaretten, betaalde maar toen ik met mijn internationaal paspoort naar een soort controleur moest, werd ik toch een beetje ongerust. Die man begon daar van alles in mijn pas te krabbelen tot ik begreep dat dit diende voor de douane en dat ik het maar één keer mocht doen. So far, so good.Terug in Caïro sloeg ik het voorstel van Saïd af om ‘s avonds met zijn vrienden de drank soldaat te maken en ging ik op mijn dooie gemak nog eens naar Horea waar ik gelukkig alleen mijn dagboek kon bijwerken en een brief naar een geliefd vrouwelijk persoon in België ben beginnen schrijven. Het was dan stilaan tijd om mijn zuster (en via dit kanaal ook mijn ouders) te laten weten dat tot nu toe de terroristen geen vat hadden op mij en ik nog still alive and well was.

Om half negen ben ik dan gaan eten in de Wimpy Bar waar ik in een kille zaal het niet al te lekkere eten binnenschrokte en doorspoelde met een cola. Na een avondwandeling met volle maag ging ik rond de klok van tienen douchen, las ik nog wat verder over een naziterrorist en viel in een gelukzalige slaap.

 

WOENSDAG 24 september 1997

Na het ontbijt pakte ik op het gemak mijn bagage in om ‘s avonds op tijd klaar te zijn.

Minibus nummer 54 zou me vanaf Midan Tahrir naar de Citadel voeren, dat was toch de bedoeling. Meer dan een half uur heb ik daar weer rondgelopen van de ene naar de andere kant, het aan verschillende mensen gevraagd maar Car 54 was niet te vinden.

Dan maar weer te voet: mijn schoenen moeten toch ook verslijten. Gelukkig heb ik nog geen kloof in mijn hiel zoals in Cyprus want mijn persoonlijke verzorgster is niet mee

Ik heb anderhalf uur op het gemak gewandeldtot aan Khan El-Khallili, de oorspronkelijke en eeuwenoude Egyptische moslimwijk. Daar kreeg ik ongevraagd tussen 10h30 en 13h30 een rondleiding door Mohammed, een student computer & languages. Geheel terecht vertelde hij me dat het stuk van de wijk rechts van de footbridge het meest authentieke was van Caïro. Door kleine, smalle straatjes wandelden we tussen halfvergane huizen, moskeeën en paleizen van kooplui langs verschillende plaatselijke kraampjes. Op deze plaatsen worden de souvenirs gemaakt die later tegen meer dan het driedubbele aan de linkerzijde van de footbridge aan de welstellende toeristen verkocht worden. Ik kreeg er bijvoorbeeld een demonstratie hoe een juwelenkistje met ingelegde stukjes schelp gemaakt wordt maar ook een beeldhouwer en koperslager te zien. Omdat ik het nog te vroeg vond om nu al souvenirs te kopen, sprak ik af met Mohammed dat ik bij terugkeer in Caïro hem de volgende week weer zou opzoeken.

In een van die kleine straatjes is ook het atelier gevestigd van Saïd die volgens de meeste reisgidsen dé specialist in papyrus is. Daar kreeg ik een overtuigende demonstratie van het kwaliteitsverschil in de diverse papyrusbewerkingen maar ook uitleg over de fijnheid (en dus de uren werk) van het schilderwerk op het papier. Geringschattend deed hij het fake-papyrus (banana leaf genoemd) af als monkey business.

Om 14h ging ik via de footbridge naar de overkant, naar de tourist area waar meestal heel opdringerige verkopers me van alles probeerden aan te smeren. Ik maakte er gebruik van om prijzen te vergelijken en werd gek op zo’n grote shisha (waterpijp) maar ook dat zou moeten wachten tot de laatste dag vanwege veel te breekbaar en veel te groot.

Het werd te laat om nog de citadel te gaan zoeken, vooral omdat ik al zoveel moeite had om me te oriënteren zodat ik maar te voet de weg naar Midan Tahrir aanvatte.

Al slenterend arriveerde ik tegen 16h30 aan het hotel waar ik een douche nam en voor de eerste keer in Egypte een grote drol gelegd heb. Ik weet het: normaal past zo’n info niet in een reisverslag maar ik vermeld het alleen omdat de wraak van de farao’s me nog niet te pakken heeft gekregen.

In de hall heb ik een beetje gelezen, gebabbeld, een postzegel gekocht en een enveloppe gekregen voor mijn brief. Een beetje later ben ik mijn (bijna) dagelijkse aperitief gaan drinken in Horea waar ik ondertussen al een deel van het vast cliënteel kende. Pen en papier waren mijn vaste partners, samen met mijn dagboek en het vervolg van de brief voor... De Ethiopiër vertelde me over zijn droomwens naar Amerika te kunnen emigreren om zijn vriendin achterna te gaan.

Ik moet het bekennen: eigenlijk was ik te lui om nog ver te stappen om een degelijk restaurant te zoeken en dus ging ik alleen maar het hoekje om, om weer in de door mij negatief beoordeelde Wimpy te gaan eten. Proberen consequent te zijn is niet altijd een voordeel.

Om 19h ben ik mijn rugzak gaan halen en was ik blij dat ik voor een grote week geen deel meer zou uitmaken van de 20 miljoen inwoners van Caïro, een grootstad die me helemaal niet aantrekt.

De luxe bus was er stipt om 8.45 pm en ik wilde weer eens de slimste zijn (ik ka n het niet laten) en dacht een goede zaak gedaan te hebben door me op de ruime achterbank te nestelen. Ik hoopte - en de eerste indruk gaf me gelijk- dat ik de enige zou zijn die op dit lumineus idee was gekomen zodat ik mij ‘s nachts over de hele lengte zou kunnen uitvlijen om rustig een uiltje te kunnen knappen. Dat was echter zonder de waard gerekend: bij een van de volgende stops kwamen twee individuen die waarschijnlijk op weg waren naar het Wereldkampioenschap Sumo-worstelen zich aan beider zijde van mijn nietig persoontje  zetten. Adem-, been- en slaapruimte werden aldus heel wat beperkter dan voorzien. Nou ja, het was een goede poging.

In de Lonely Planet had ik gelezen dat de service in de bussen afhankelijk was van de prijs die je voor een ticket betaalde en omdat ik al meer betaald had dan in de gids stond, aarzelde ik maar efkens toen de hostess me kwam vragen wat ik moest hebben. Ik had wel een bang vermoeden maar zag iedereen toch van alles vragen zodat ik ook maar een cola, een stuk cake en een zakje chips aanschafte. Het zou me zuur opbreken. ‘s Morgens vroeg de hostess me maar liefst 9 pond 45 voor die drie items. Van mijn neus maken leverde me alleen maar boze blikken op zodat ik heel weigerachtig talmde om mijn geld uit te halen.

DONDERDAG 25 september 1997

Het was zes uur in de morgen als de bus halt hield aan het busstation achter Luxor Museum. Na een goede twintig minuten stappen kwam ik aan bij het hotel van mijn keuze: het Grand Hotel. Het gelijkt zeker niet op zijn naam maar ligt in een achterafsteegje waar je tussen rondlopende geiten moet laveren om binnen te geraken. Soit, het was proper

Een half uurtje heb ik wat slaap ingehaald en me wat verfrist zodat ik op pad kon gaan.

Tempel van Luxor

Tegen acht uur stond ik al aan de Luxor Tempel waar ik door het vroege uur bijna helemaal alleen was. Zalig. De tien Eg. £ entrée was zeker niet te veel voor dit indrukwekkende tempelcomplex met de reusachtige beelden van Ramses III. Ik heb me daar een half uurtje neergezet om te genieten van de rust en de impressie van grandeur te krijgen die enkele duizenden jaren geleden daar moet hebben rondgewaard.

Tegen tienen had ik genoeg gezien en begaf me met frisse moed te voet naar de tweede grote tempel die Luxor rijk is.

Het is ongelooflijk tof hoe de diverse borden langs de weg ‘Smile you’re in Luxor’ op je gemoed inwerken. Je kan het niet nalaten te glimlachen. Zelfs als je moe, bezweet of doodongelukkig bent, kan zo’n bord je er weer bovenop helpen. Een idee voor Kortrijk waar iedereen met een zo lang mogelijk gezicht rondloopt, vergeven van de stress en haast.

De Tempel van Karnak is zo’n goed uur flink doorstappen maar ik deed er natuurlijk weer een stuk langer over omdat ik niet genoeg oplette. Pas toen ik aan het Hilton hotel was, viel mijn frank dat ik al te ver was. Een Nederlander met wie ik eerst tien minuten Engels praatte wist ook niet waar Karnak was. Een typische Hilton bustoerist.

Half twaalf was het toen ik uiteindelijk de rammen zag staan die de ingang van de tempel flankeren. De tempel zelf, de obelisken, de beelden, de zuilenrijen, de binnenplaatsen: alles is nog groter en indrukwekkender dan die van Luxor Tempel. Schitterend en fantastisch.

Tempel van Karnak

Op het heetste van de dag zag ik het toch nog zitten om te voet terug te gaan, onderweg al de drivers van carriages naar de hel verwensend. Paarden en karren doen me heel hard aan Brugge die Scone denken en voor een luttele 20 Bfr. word je tussen Luxor en Karnak gevoerd. Ik doe het liever te voet: dan zie je meer en beleef je alles intenser.

Terug in Luxor centrum kocht ik nog een paar postkaarten (vier voor 1 Eg. £), broodjes en water. Postzegels kosten 1 Eg. £ per stuk in het postkantoor maar in de winkels durven ze er nog 25 piasters bijdoen. Niet met den dezen. Het duurt trouwens helemaal niet lang voor postkaarten in België arriveren.

Om 14h heb ik mijn kaartjes geschreven, mijn pas gekochte middagmaal met veel goesting en smaak verorberd en mijn siësta gehouden. Houd ik liever dan mijn Pasen.

Op straat nam ik mijn tijd om op een stenen trapje mijn dagboek aan te vullen, voor eens niet gestoord door Egyptenaren. Wonder.

Verdorie, het postkantoor is al gesloten. Zal voor morgen zijn, de postzegels, als ik het niet vergeet tenminste. Op de dijk en in de aanpalende straatjes heb ik rustig wat rondgewandeld, gesmiled en geslenterd.

Er is maar één plaag in het anders zo rustige Luxor en dat zijn de mensen die je proberen een felluca-tocht aan te smeren. Om de tien meter moet je een nieuwe uitvlucht proberen uit te vinden om maar te weigeren.

Voor een uurtje varen vragen ze gemiddeld zo’n tien Eg. £

Je kan opdringerige verkopers of mensen mijns inziens alleen afschepen door je zelf niet te ergeren en te proberen altijd weer nieuwe originele antwoorden te verzinnen. Als je niet alleen bent kun je tegenover je partner nog wat stomme opmerkingen maken maar alleen praat je niet zomaar luidop tegen jezelf als je nog niet voor gekker wil worden uitgemaakt dan je al bent.

Do you want a felluca ? No, thanks

Do you want a carriage ? No, thanks

Do you want to go to the Valley of the Kings ? No thanks

Do you want...etc. No thanks...etc.

What do you want then ? A helicopter..

Hier past het een woordje uitleg te geven over de uitdrukking die je zeker moet onthouden als je naar Egypte gaat. Naast goedendag (Salaam) en dank u (shokran) is la shokran het gezegde waar je meest deugd van zal hebben. Tegen opdringerige verkopers mag je honderdmaal 'No, thanks' zeggen, ze blijven maar aanklampen maar als je La shokran uitspreekt, draaien ze zich om en verdwijnen als sneeuw voor de zon. het is echt een wonder welk 'n effect dat heeft op de mensen. Het is alsof je ze een klap in hun gezicht geeft.

Stilaan zag ik de zon zakken in de zee zodat ik het gepaste ogenblik afwachtte om een schitterende zonsondergang te filmen en te fotograferen met een felluca juist voor de ondergaande rode bol. Tof

Mijn buik rommelde en verwittigde me dat ik beter iets zou gaan zoeken om te eten. El Hussien voldoet aan alle culinaire en sociale wensen zodat ik voldaan na de zon, ook mijn eten kon laten zakken door middel van een gezonde avondwandeling langs de Promenade. De poging om de fel verlichte Luxor Tempel in het donker te filmen bleek later jammer genoeg mislukt te zijn. Het is pas het eerste jaar ook dat ik mijn gekregen camera meeneem. Wennen en oefenen is nog de boodschap.

Om half tien (een uur later dan in België) was de telefoonkaart van 30 Eg. £ te vroeg op toen ik mijn liefste vriendin op de hoogte kon stellen van al het schoons dat Egypte te bieden heeft.

Op weg naar mijn hotel ben ik natuurlijk weer verloren gelopen. Ik leer het nooit.

De batterij van mijn videocamera was leeg geraakt en het enige stopcontact zat onder een lavabo op de gang verstopt zodat ik de deur van mijn slaapkamer maar openliet om het in de gaten te houden of lader én batterij geen voetjes zouden krijgen.

Na vijf minuten moest een Egyptenaar gebruik maken van het toilet en keek hoogstverwonderd naar dat vreemde apparaat op de grond. Met handen en voeten probeerde ik hem uit te leggen wat het was, maar mijn uitleg voldeed blijkbaar niet want iedere vijf minuten kwam hij kijken en vragen hoe lang het nog zou duren. Als je weet dat het ongeveer een uur duurt om een lithium batterij op te laden, kan je je wel inbeelden hoe dat manneke op mijn zenuwen begon te werken. Zo was het bijna middernacht toen ik op mijn gemak mijn ogen dicht kon doen.

Vrijdag 26 september 1997

Als ik om zes uur opstond, wist ik dat dit één van de hoogtepunten van mijn Egyptereis zou worden. Het begon nochtans niet goed want na een korte douche moest ik beneden drie slaapkoppen wakker maken om toch maar een ontbijt te krijgen én de sleutels van de fiets die ik voor vandaag gehuurd had. Vijf pond zou mijn rondrit van vandaag me kosten. De lekkere pittabroodjes gaven me genoeg energie om de strijd met de natuurelementen aan te vatten.

Er zijn verschillende mogelijkheden om van Luxor Stad (Smile, you’re...- op de West Bank te geraken:

motor boat tussen 5 en 10 Eg. £ (ze zakken van 10 naar 5)
tourist ferry : geen prijzen gevraagd of gehoord
public ferry : helemaal op einde van promenade
drie a vier boten die constant overvaren, 2 Eg. £ two ways - ongeveer 15 min wachten en 15 min varen
fietsen

Natuurlijk koos ik voor de laatste, goedkoopste en sympathiekste optie. Net als een koppel Duitsers die ik maar aan hun lot overliet maar die me in mijn overtuiging steunden dat ik niet de enige zot op de fiets zou zijn. Later is gebleken dat ze wel de enige fietsers zouden zijn die ik die dag ontmoette. Wist ik toen veel. Aan de overzijde van de Nijl wilde een man me persé helpen mijn fiets boven op een klein bergje te krijgen. Ik liet hem maar doen maar kon het niet laten fuck off te zeggen wanneer hij de verwachte baksheesh vroeg.

Langs een prachtige weg (aangelegd voor de duizenden bussen) fietste ik dan fluitend tot aan een kruispunt waar ik rechts moest tot aan het Tourist Ticket Office. Verwondering alom toen ik daar aankwam: alles was nog potdicht. Het was te vroeg, wisten de lokalen mij te vertellen. Hoezo ? het was kwart voor negen. Ik kon waarschijnlijk wel mijn tickets krijgen aan de hoofdingang en had die langslapers helemaal niet nodig. Een kwartiertje later passeerde ik de ongelooflijke Kolossen Van Memnon, de wachters van de vallei, twee symbolen van de megalomanie van de Egyptische koningen.

Aan het Ticket Office heb je gelukkig een apart loket voor studenten zodat ik niet moest aanschuiven bij de ladingen bustoeristen die dan al uitgespuwd werden. Verdorie, de twee Duitsers waren vroeger dan ik. Ja, die hadden natuurlijk niet geweten dat ze eerst langs de Tourist Ticket Office moesten...

Voor je je tickets koopt, moet je wel eens goed nadenken wat je precies wil gaan bezichtigen want hier moet je alles kopen. Natuurlijk kan je later nog eens de paar kilometer heen en terug fietsen om nog een kaartje te kopen maar dat zou ik je in de hitte niet aanraden.

In de reisgidsen vind je wel genoeg uitleg over het systeem. Laat ik me ertoe beperken te vermelden dat ik een ticket kocht voor de Valley zelf (drie graven), de Tempel van Hatsjeput (of hoe je het ook schrijft) en de Tombs of the Nobles (Ra’mose...).

Ik lag dus slechts aan 10 + 6 + 6 Eg. Pond. Als je het graf van de befaamde Tutanchamon binnen wil, moet je ter plaatse nog eens extra betalen.

Veel wegaanduidingen staan er niet zodat ik me gewillig door twee jongetjes op blote voeten een binnenweg liet aanpraten naar de Tempel van Hatsjeput die als eerste op mijn weg lag. Tien minuutjes afzien op hobbelige en heuvelachtige zandpaadjes leidden ons tot aan de ingang. Ik wilde die jongens niet zonder iets naar huis sturen maar had jammer genoeg niets kleiners dan tien pond. Als ik dat briefje aan één van de jongens gaf, wilde de andere ook nog zoveel. Ja zeg, ondank is ‘s werelds loon.

Tempel van Hatsjeput

Deze schitterend tegen de weergoden beschermde tempel is uitgegraven tegen de rotswand zodat de ligging prachtig is. Jammer genoeg is naar mijn mening het gebouw teveel gerestaureerd om nog als authentiek over te komen. Alleen de twee zijingangen zijn nog de moeite waard vanwege de goed geconserveerde muurschilderingen. Deze plek stond me niet aan omdat juist hier binnen een tiental dagen de 125° verjaardag van Verdi’s opera Aïda wordt gevierd.

Waarschijnlijk om veiligheidsredenen mochten we dus de eigenlijke tempel niet binnen en stond een lelijke stalen constructie die moest dienen als zittribune het zicht van nagenoeg iedereen in de weg. Je moest ook nog goed oppassen dat je niet struikelde over de honderden meters bekabeling die de sound én lightshow zouden helpen verzorgen. De goedkoopste plaatsen voor de opvoering zijn overal te koop voor de luttele prijs van 250 US $ (meer dan een weekbudget voor mij dus). Ik heb er dan geen seconde over nagedacht vooral omdat ik meer fan ben van Hendrix- en Talking Headsachtige muziek. Wat zou ik daar tussen die vijf- à zesduizend mensen anders doen dan me vervelen ?

In de Lonely Planet stond dat de weg per fiets naar de vallei zelf zo’n drie kwartier kon duren en redelijk lastig was. Toen ik een groepje donkeys met hun passagiers van tussen de bergen naar beneden zag komen, dacht ik de weg gevonden te hebben. Met mijn vélodame probeerde ik het zandweggeltje, bezaaid met rotsen, te bedwingen maar moest tot mijn scha en schande al gauw het onderpit delven. Compleet uitgedroogd, gutsend van het zweet en doodop bekende ik na een half uur in de berg mijn meerdere en daalde met een bedropen gezicht weer af.

Ik zou maar net doen als de bussen en de gewone weg nemen. En inderdaad, het duurde zo’n drie kwartier en het was redelijk lastig. Niet zozeer omdat de berg zo steil was maar vanwege de combinatie van hitte, helling en het feit dat de twee wielen van mijn vrouwenfiets langs alle kanten paraplu sloegen.

Onderweg kom je verschillende borden tegen die, ik kan het je verzekeren, je moraal nog verder naar beneden proberen te krijgen. Wat dacht je van : Reduce speed / Smile you’re in the embrace of history of nog Look at the glory of the ancient. Of dat laatste nu op mij sloeg of op mijn fiets, kan ik nog altijd niet met stelligheid zeggen.

Toen ik eindelijk aan de parking voor de autobussen aankwam - zwoegend en zwetend - voelde ik me alsof ze me ieder ogenblik konden balsemen en bijzetten in een van de graven.

Op 200 m van de entree zag ik het eerste plekje schaduw van de dag, liet mijn vehikel en mezelf daar vallen en begon ik in stilte de duizenden toeristen die net uit hun aircobus gestapt waren, hartgrondig te verwensen.

Natuurlijk was ik daar een bezienswaardigheid op mezelf en werd ik al gauw het mikpunt van spot en hoon. De Nederlanders die me een ‘Goed gek, zie die daar eens zitten’ naar het hoofd gooiden, konden op een welgepast en onwelvoeglijk antwoord rekenen. Daartegenover stonden de talrijke aanmoedigingen die andere reizigers voor mij overhadden. Het ‘Et ça sans dérailleur’ van een Franstalige kreeg als antwoord ‘Bien sur, je suis un vrai Flandrien, quoi’ en het ‘What a fine job’ deed me ook deugd.

Valley of The Kings

Het was dus ondertussen al half een geworden toen ik voldoende gerecupereerd was om mijn ticketjes uit mijn portefeuille te halen en door de verschroeiende middagzon de verschillende graven te zoeken. Je zou best niet al te veel plannen wat de graven betreft want ieder jaar zijn er blijkbaar andere exemplaren gesloten wegens renovatie.

Ramses III was de moeite waard vooral door de architectonische aanpak van de gangen naar het graf. Om eventuele rovers te ontmoedigen werden bochten en haakse hoeken ingebouwd die zouden kunnen laten vermoeden dat de grafschenners op het einde van hun zoektocht voor een muur stonden.

Het graf van Tuthmosis III koos ik uit omdat het zeer diep ligt, zo’n 80 meter en dat gegeven zou wel voor iets extra’s zorgen, dacht ik. Nee, helemaal niet: het is gewoon een onattractief maar heel vochtig en dus enorm plakkerig graf waar niet veel te zien valt

Als laatste koos ik (eigenlijk gelijken ze allemaal wel wat op elkaar) voor Ramses VI, onder wiens graf de exuberante Tutanchamon werd begraven. Voor de tombe van deze laatste moet je nog eens tien pond extra betalen maar in feite is het verloren geld. Het is het lelijkste van allemaal maar vanwege de naam wil je er toch binnen. De aantrekkingskracht is sterker dan jezelf.

Al deze graven liggen temidden een uitermate dor, droog woestijnlandschap waar het dus enorm heet is. Terug buiten de site, zou en moest ik dus ten allen prijze een fles water kopen. Het deed me enorm pijn daarvoor vijf pond te moeten betalen maar ik had het echt nodig.

Tijd om de terugweg aan te vatten. Om toch maar een beetje kleur te krijgen, trok ik mijn hemd uit en reed fluitend met de fiets de heuvel naar beneden. Uit volle borst zong ik Bicycle van Queen. Ik was toch alleen en niemand had last van die valse klanken. Als beginneling in het filmen, wilde ik ook eens een realistisch portret maken van een woestijnlandschap en zou ik proberen al rijdende te filmen. Ik installeerde me dus met mijn linkerhand aan het stuur en mijn rechterhand aan de camera. Zo, rijden dan maar. Ik was nog geen honderd meter ver toen mijn rugzak - vastgebonden op mijn bagagedrager- met een grote klap op de grond viel. Ik was zodanig geschrokken dat ik er een grote vloek doorsleurde en stopte met filmen. Experiment grotendeels mislukt dus.

Osman, mijn teek, wilde naar de Duty Free Shop (te laat, man) en stelde dan plotseling veel interesse in mijn sigaretteblaadjes. Zijn vader was ook zakenman en hij zag er wel iets in om die blauwe Rizla blaadjes in te voeren en tot een populair artikel te maken in Egypte. Ik moest hem beloven het adres op te zoeken van de fabrikant van die vloeitjes en het hem samen met een paar pakjes als voorbeeld toe te sturen zodra ik terug in België was. Ik was het onnozele gesprek al gauw beu en ging, na een ferme wandeling, nogmaals eten in El Hussien waar het eten me net als gisteren voortreffelijk beviel.

Mijn schoonbroer nam de telefoon op in Kuurne zodat ik het niet al te lang moest trekken en kort en bondig zei dat alles goed was.

Later las ik nog wat languit op mijn bed, met de benen in de lucht tot ik in slaap viel.

ZATERDAG 27 september 1997

Volgens de informatie in mijn hotel zouden de bussen naar Edfu om 8.15, 8.50, om 10.30 enz. langskomen in het busstation achter Luxor Museum. Ik was dus helemaal niet gehaast om op te staan, te ontbijten en kon op het gemak naar het station wandelen. Toch ruim op tijd voor de eerste bus moest ik wachten tot kwart voor negen voor die er aan kwam.

In Edfu aangekomen wist ik niet waar ik naar toe moest zodat ik maar een taxi nam, me verbeeldende dat ik een luxetoerist was. Ik betaalde vijf pond om tot aan de ingang van de tempel gevoerd te worden.

Temple van Horus

 

De tempel van Horus is zéér de moeite waard, vooral omdat de omringende muren zo groot en massief zijn. Ik was er bijna helemaal alleen zodat ik in alle rust kon genieten van het mooie binnenplein, het prachtige beeld van Horus en de indrukwekkende zuilen met hun prachtige ornamenten in verschillende stijlen. Voor meer uitleg verwijs ik jullie naar je reisgids.

Ik ging vlug plassen terwijl de bewaker eventjes weg was en ondertussen was het twaalf uur geworden toen ik voor de ingang, tussen de talloze kraampjes, de bus naar Aswan begon te zoeken. Het was een frustrerende ervaring omdat iedereen me weer andere aanwijzingen gaf, me op een andere plaats wilde doen wachten en een ander soort vervoermiddel aanraadde. Na lang wachten en zoeken, liet ik me overtuigen op een covered pick-up truck te springen en hangend aan de ladder buiten de paar kilometer tot aan de Nijlbrug te overbruggen. Daar zou het echte busstation zijn. Natuurlijk vond ik daar weer niets en kon niemand me echt helpen. Ten einde raad nam ik mijn rugzak op mijn schouders en begon maar te stappen, de immense brug over. De drie kwartier wandelen was enerzijds ontspannend omdat ik niemand tegenkwam maar anderzijds heel lastig omdat het zo heet was. Om 13h stond ik op de plaats waar de bus me ‘s morgens afgezet had, vermoedde ik. L’histoire se répète en iedereen gaf me weer andere raad.. Ik was overtuigd van mijn eigen gelijk en bleef maar wachten op de bus die niet kwam. Anderhalf uur stond ik daar te wachten op Godot. Gelukkig had ik tijd zat zodat ik me niet hoefde op te zemelen. Ik kreeg er bijna boel met enkele taxichauffeurs die me ten allen prijze (hun prijs dan) naar Aswan wilden brengen. Ten laatste liet ik me weer in een covered pick-up truck zetten en waar denk je dat die wagen naartoe reed? Jawel, weer de brug over naar het vermeende busstation. Je kan je mijn ontgoocheling voorstellen toen ik dezelfde weg die ik enkele uren daarvoor zwetend te voet had afgelegd nu op enkele minuten met de auto kon doen. Ik kon echter de humor van de situatie inzien en kreeg, tot verbijstering van mijn medepassagiers, bijna de slappe lach. Ik had zo’n drie uur verspeeld met zoeken en was weer op het point van departure.

Kwart voor drie was ik eindelijk weg in een servicetaxi die om 16h al in

Aswan arriveerde. Ik wist helemaal niet waar ik ergens beland was en afgaande op de stand van de zon (met dank aan een vriendin die me dit truukje leerde) ging ik in de richting van de Nijl. Toch liep ik een klein uur rond vooraleer een Nederlands koppel me kon vertellen dat ik niet ver meer van het door mij gezochte hotel was. Het Nubian Oasis Hotel is centraal gelegen en een heel harde aanrader. Na een korte, koude douche was het tijd om het stadje Aswan te gaan verkennen.

Aswan lijkt me iets kleiner dan Luxor, gezelliger en authentieker want nog minder toeristen. Een heel grote troef is de prachtige corniche (dijk) waar verschillende boten aangemeerd liggen die omgebouwd zijn tot restaurant. Om half zeven ging ik de trapjes naar beneden om in Salad’in een aperitiefje te gaan drinken. Daar maakte ik kennis met twee Limburgse meisjes en wisselden we reiservaringen uit tot enkele heel vervelende muggen ons kwamen storen. Ik vond het raadzamer een lange broek te gaan aantrekken

en een hemd met lange mouwen zodat ik een uurtje later in Aswan Moon (goed gekleed) ben gaan eten. De twee pinten en de meisjes hadden mijn appetijt behoorlijk gescherpt zodat ik mijn eten naar binnen schrokte. Ik had ‘s middags geen tijd gehad om te eten.

Mijn avondwandeling begon pas om negen uur en stopte een hele tijd later toen ik eindelijk mijn hotel gevonden had. Mijn bed verwelkomde mij hartelijk en ik deed de zachte matras geen onrecht aan.

ZONDAG 28 september 1997

Het ontbijt in dit hotel is wat mager: slechts één broodje en weeral koffie die niet te drinken is. Ik heb een kalme dag voorzien, zonder zware verplaatsingen of zonder vermoeiende uitstappen.

Deze voormiddag ga ik naar Elephantine Island en daarvoor moet ik tot op het einde van de corniche waar verschillende soorten overzetboten op me wachten. De grote gemotoriseerde boten (5 &10 Eg. £) neem ik niet, wel een klein bootje met een zeil, toch een felucca tocht, jawel. Het kost me slechts one pound one way.

Elephantine Island

Het museum waarvoor ik vijf of tien pond betaalde (weet ik niet meer) was niet echt interessant. Slechts enkele kleine zaaltjes en een beetje uitleg van een vriendelijke bewaker.
De tempel van Khum bereik je als je naar rechts gaat bij het buitenkomen van het museum. Als je het museum niet wil zien, kun je naar de rest van het eiland zonder betalen. Ik dacht dat het een all-in ticket was maar heb dit waarschijnlijk verkeerd voor. Het was daar enorm heet en ik was er helemaal alleen: rustig, ontspannend genietend van vergane glorie. Hier en daar staat er wel een klein boompje waardoor je toch wat schaduw kan vinden. Tussen de slecht bewaarde ruïnes van de site, vind je overal stukken albast, potscherven uit vroegere tijden en hier en daar zelfs een stuk steen met hiërogliefen. Ik overwoog het zo’n stuk spijkerschrift mee te nemen maar het mooiste was te groot om te smokkelen. Wel propte ik mijn zakken vol met enkele potscherven en een groot stuk van een albasten vaas. Zou ik of zou ik niet die dingen over de grens durven meenemen ?

Nilometer : dit gekende fenomeen om de waterstand te meten moet daar ook ergens zijn maar door alle beslommeringen rond smokkelavonturen niet meer aan gedacht.

Het authentieke Nubian village kun je bereiken door, als je op het eiland toekomt, direct rechts over het voetbalveld te gaan. Het is een dorpje met kleine lage lemen huisjes, bedekt met bananebladeren waar de oorspronkelijke bewoners van het eiland in leefden en nog altijd leven. De muren van hun huizen zijn niet hoger dan anderhalve meter, zijn voorzien van een zware houten deur met grendel en hangslot en ommuren een binnenkoer waar soms enkele stuks pluimvee leven. Dieper binnen de omheining vind je het eigenlijke huis.

 

De mensen op het eiland zijn héél vriendelijk en proberen een babbeltje te slaan zodat de rustige, scha
duwrijke wandeling tussen de palmbomen heerlijk ontspannend is. Vooral als je dan ook nog regelmatig een kraantje tegenkomt waar je je hoofd kan onder steken om af te koelen.

Ik was pas tegen 14h terug aan de overkant. Ik ging boodschappen doen, at mijn middagmaal buiten op, ging een douche nemen en deed een kleine siësta (morgen wordt het immers vroeg dag)

Dan heb ik nog wat uren rondgeslenterd zonder al te veel te doen of te zien: gewoon luieren.

O ja, ik ben eens gaan zien in het Old Cataract Hotel waar Agatha Christie nogal dikwijls op vakantie ging. Het is een schitterend ouderwets hotel mat pracht en praal en ik voelde me er niet goed bij dat een portier voor mij de deur openhield. Binnen durfde ik met mijn vuile sandalen bijna niet op de spekgladde vloeren schuifelen en in de fantastische veranda ben ik maar gebleven tot James me kwam vragen wat ik wilde drinken. Ik ben een enorme fan van detectives (recenseer zelfs voor diverse binnenlandse en buitenlandse vaktijdschriften zodat het me wel wat deed eventjes te vertoeven in de historische omgeving waar Death On The Nile geschreven was.

Ik had ‘s avonds geen zin meer om nog buiten te gaan, bleef op mijn kamer avondmalen en had last van eenzaamheid (nee, niet van heimwee), vooral na de schitterende week in Cyprus met zéér aangenaam gezelschap. Dan toch nog een avondwandeling gedaan en om 21h in bed.

Het bleek eigenlijk toch nog te vroeg te zijn. Ik had immers niet veel gedaan vandaag zodat ik niet goed sliep, bang om me te overslapen misschien ?

MAANDAG 29 september 1997

Om drie uur werd er al op de deur van mijn kamer geklopt; de wekdienst was paraat. Blijkbaar vlugger dan de rest van het personeel want toen ik twintig minuten later in het restaurant arriveerde, was ik daar alleen en moest zelfs nog de lichten aansteken. Stilaan drupten enkelingen of groepjes het zaaltje binnen en zij kregen dan ook prompt hun ontbijt. Omdat de Sloveniër en ik aan het venster zaten, sloeg de bediening ons iedere keer over tot we tenslotte, tot groot jolijt van iedereen, zelf maar ons broodje en toespijs gingen halen. Eerst binnen, laatst buiten.

Niet al de mensen die hier aan het eten waren, zouden met me meegaan want je kunt kiezen voor twee trips. De korte gaat alleen naar Abu Simbel en terug (25 Ef. £) en de uitgebreide tour kost 10 pond meer maar doet dan ook nog wat andere plaatsen aan op de terugtocht(cfr. infra).

Stipt om vier uur in de morgen wurmden we ons in een minibusje waar we met z’n veertienen elkaar probeerden wakker te houden en op te beuren. Omdat we daar niet ver van de Kreeftskeerkring (de welbekende Tropic of Cancer) waren en ik het haar beloofd had, vroeg ik de chauffeur daar te stoppen maar hij begreep me helemaal niet. Uiteindelijk hielden we toch een plas- en rookpauze midden de woestijn waar ik enkele lieve woordjes in de richting van mijn liefste vriendin kon schreeuwen. Wat ik daar allemaal verteld heb, zijn jullie zaken niet.

Het was iets na achten toen we in

Abu Simbel aankwamen en na het betalen van 19 Eg. £ (39 voor niet-studenten) en enkele tientallen piasters plaatselijke taksen naar het hoogtepunt van onze reis mochten gaan kijken Je arriveert aan de achterkant van de enorme tempel, gaat richting Nijl tot je plotseling de vier beelden in alle glorie voor je ziet opduiken. De mensen die je voor de beelden ziet staan, bewijzen de nietigheid van alle aardse wezens tegenover de grootsheid van Kunst. Je kan alleen maar bewondering hebben voor de mensen die dit soort monumenten uitdachten en verwezenlijkten. Het verplaatsen van dit complex door de UNESCO tegen het wassende Nijlwater moet ook een monnikenwerk geweest zijn. Binnen in de twee tempels zijn de muurschilderingen van de mooist bewaarde uit Egypte of ze nu origineel of gerestaureerd zijn, doet er m.i. minder toe. Het is effenaf schitterend, ongelooflijk mooi en de acht uren bus tenvolle waard. Superlatieven schieten je tekort als je het over deze tempels hebt Het is een van de hoogtepunten uit mijn vele reizen geworden. Iets om zeker nooit meer te vergeten.

 

Daarenboven valt de hitte me nog wel mee (hoewel ik natuurlijk alweer ergens mijn zonnepet heb laten liggen en ik dus blootshoofds door het leven moet). Het is aanschuiven bij de toiletten en bij de waterkraampjes en het laatste half uur voor we terug moeten breng ik mijmerend aan de oever van de Nijl door.

Om kwart na tien moesten we terug op de grote parkeerplaats staan want de bus zou niet wachten. Ik stond daar natuurlijk weer als eerste, vond ons busje niet en liep wat rond. Zou ik het verkeerd gehoord hebben en zouden de anderen al zonder mij weg zijn? Ik zag niemand meer van onze groep maar de paniek sloeg nog niet toe.

Een verrukkelijke schoonheid was, net als ik op zoek, en kwam een babbeltje slaan. Ze verbaasde me met haar vraag of ik alleen reisde (ze had me immers toch al de hele tijd alleen zien rondlopen). ‘It’s not common when you’re travelling alone’, zei ze. ‘So, maybe I’m not common and neither are you’, repliceerde ik waarna het ijs gebroken was. Ze heette Valérie en kwam uit Lyon, gaf daar les maar was al veertien dagen in Sharm-el-Sjeik geweest om te duiken en besteedde haar laatste week aan een rondrit. Ze weigerde Frans te spreken (zou nochtans een goede oefening zijn voor mij) omdat ze nu het Engels al zo gewoon was.

Samen zagen we het busje aankomen, juist op tijd.

We haastten ons achter in de bus zodat we samen op de achterbank konden zitten om nog wat te kletsen. Wij waren trouwens de enige singles van het hele gezelschap zodat niemand ons de verandering van plaats kwalijk nam.

Op de terugweg zagen we de toeristenbus die enkele weken daarvoor van de weg was geraakt en als gevolg van dit accident uitgebrand was. Verschillende toeristen hadden daarbij het leven gelaten, had ik in België nog in de krant gelezen.

Aswan High Dam

Om 14h waren we aanbeland aan de volgende stop; de High Dam van Aswan, een project waarover iedereen in Egypte nogal triomfalistisch doet en waarbij het nationaliteitsgevoel sterk bovenkomt. Het moet inderdaad een hele prestatie geweest zijn om de Nijl in te dammen en zo een hele vallei vruchtbaar te maken maar het zicht van op de dam is redelijk teleurstellend. Ieder van ons had spijt van zijn vijf pond en van het tijdsverlies.

 

Philae temple

Een half uur later konden we alweer ons geld bovenhalen om de toegang tot het eiland van Philae te betalen. Tien pond voor elk. Met ons ticket in de hand gingen we naar een van de talrijke bootjes die ons lagen op te wachten om ons naar het eiland te brengen. De ontgoocheling draaide uit op woede als we hoorden dat we daar elk nog eens drie pond moesten betalen om over het minuscule plasje te geraken. Gelukkig hadden we een assertieve Amerikaanse gast bij ons die luidop (met fucks erbij of course) het systeem begon te verwijten. Je betaalt immers geen tien pond om niets te zien. Ofwel moet de prijs van het bootje inbegrepen zijn in de algemene toegangsprijs ofwel moet de boottocht geafficheerd worden vooraleer je je ticket koopt. Wij in koor : ‘Sure, you’re right, it’s bullshit.’ Het onderhandelen met de kapitein hielp ons geen moer vooruit tot de Amerikaan zijn beklag ging doen bij een militair die wacht hield bij het loket.

Deze nors uitziende man verviel in een woordenwisseling met de Amerikaan en de kapitein zodat we tenslotte voor elk anderhalve pond (two ways) mee mochten. Onderling spraken we onze vrees uit dat, éénmaal afgezet op het eiland, de kapitein niet zou wachten op onze terugkeer zodat we aan de grillen van het noodlot zouden overgeleverd zijn.

Valérie heeft het de voorbije twee weken nog niet zo warm gehad in Egypte maar zij heeft een pet en ik niet. Ik deelde als een moderne Messias water en broodjes met haar zodat haar lijden wat verzacht werd en het mij wat dankbaarheid opleverde. Het complex van Philae gelijkt heel sterk op dat van Horus in Edfu qua bouwkunst maar de schilderijen zijn heel wat minder mooi. Veel is er niet te zien, vooral niet als je al zoveel gezien hebt. Het ontlokte me de opmerking ‘Glad to know it’ll be the last Egyptian temple of my life, Valérie’. Een schaterlach beantwoordde mijn opmerking.

De ligging van Philae is wel uniek: geheel omringd door water (ja, dat is de definitie van een eiland) en dus heel rustig zonder het minste lawaai van auto’s of bussen. Alleen de gidsen van de talloze groepen maken meer lawaai dan me lief is.

 

Om 16h00 werden we weer verwacht aan het ons ondertussen vertrouwde busje om een kwartier later toe te komen aan de

Unfinished Obelisk

 

Nogmaals uitstappen en nogmaals vijf pond betalen was voor de meesten onder ons teveel gevraagd zodat alleen Valérie en ik onder het afkeurend gemompel van onze medereizigers de wil kenbaar maakten ook nog deze laatste bezienswaardigheid van de dag mee te maken. De rest moest noodgedwongen op ons wachten terwijl wij uitstapten en op ons dooie gemak wegslenterden.

In een grote rots zijn duizenden jaren geleden honderden slaven een obelisk beginnen uitkappen totdat ze na maanden (jaren ?) moesten vaststellen dat door een slecht stuk er een onherstelbare scheur in de steen ontstond waardoor het verplaatsen van de obelisk niet meer mogelijk werd. Een andere verklaring is dat een aardbeving voor de barst zorgde. In ieder geval, niemand die er bij was geweest leefde nog lang genoeg om het ons te kunnen navertellen. Ergens in de buurt van Aswan moet er nog een unfinished (imcomplete, noemen de Egyptenaren het) obelisk liggen die minder mooi is en die we dus ook maar niet bezocht hebben. Het vrijwillige of onvrijwillige werk van die mensen is toch bewonderenswaardig.

Terug in de bus vroeg de Amerikaan met een monkellachje ‘Well, did we miss something ?’ Het flapte er uit voordat ik er erg in had maar ik antwoordde ‘Not really, but I had one picture left and I couldn’t spoil it on you, could I ?’ De rest van de korte terugreis verliep daardoor in allerbeste stemming.

Het was kwart voor vijf toen we allen terug in ons hotel waren. Valérie en ik spraken af om na een douche, iets te gaan drinken op de roof garden van waaruit, zo werd ons gezegd, we een schitterend uitzicht op Aswan zouden hebben.

Een half uurtje later sleurde ik mijn verfriste lijf van het eerste verdiep naar het zesde om boven gelukkig vast te stellen dat er daar nog een koppel met een goed koel glas bier zat te genieten van elkaar en van het inderdaad prachtige uitzicht. Ik wachtte daar een kwartiertje en noch Valérie noch de een of andere barman kwam af. Ik hoorde van het andere koppel dat ik zelf mijn drank moest gaan halen. De lift was nog altijd defect en om geen tien keer trappen op en neer te moeten lopen, stopte ik op het eerste en klopte op Valéries deur om te vragen wat ze wilde. Ze was blijkbaar nog aan het douchen en hoorde me niet. Wat nu gedaan ? Iets meegenomen om te drinken of gewacht ?. Ik had in beiden geen zin zodat een prille liefde in de kiem gesmoord werd door een kapotte lift.

Ik ging dus maar wandelen op de corniche waar ik in EMY heel alleen een aperitiefje ging drinken en mijn dagboek bijwerkte. Op mijn avondwandeling kwam ik Valérie nog altijd nergens tegen (Aswan is nochtans zo groot niet) zodat ik maar besloot te gaan eten. Het uithangbord aan EMY sprak me wel aan: 20 % discount for students.

De shish kebab, rijst en een glas bier smaakten me.


Het was al vroeg dag geweest zodat ik niet meer aan de ontknoping van mijn tweede thriller toe kwam en in slaap viel. Gelukkig heb ik morgen nog iets om te lezen.

DINSDAG 30 september 1997

Na de schitterende maar vermoeiende dag van gisteren was ik toch weeral om 6h uit de veren en nam het ontbijt met de Sloveniër die me sappig onderhield over zijn belevenissen in een Nepalees klooster. Ingepakt had ik maar twee minuten te wandelen tot aan het busstation waar wonder boven wonder de bus me stond op te wachten. Dat was de eerste keer. Ik zou weer naar het Noorden trekken, naar Luxor dus.

In de bus zaten, tweede wonder van de dag, nog twee toeristen waarvan het meisje me vroeg of ik ook naar iets dat ik als Daar begreep, ging. Ik ga inderdaad naar daar maar na een korte uitleg begreep ik dat ze naar Daraw gingen. 'Never heard of, wat is daar te beleven of te zien?' 'Weet je dat niet, het is de grootste kamelenmarkt van Egypte. Er is er nog een andere ten noorden van Caïro maar die is meer bedoeld voor buitenlandse toeristen en dus zeker niet zo echt'.

Welja, waarom zou ik niet eens een kamelenmarkt gaan bezoeken? Van mijn voorgenomen planning trok ik me toch geen zier meer aan zodat ik ontspannen kon doen wat ik wilde. Tijd had ik genoeg. Met de groene lijnbus deden we er maar drie kwartier over en moesten dan nog een kwartiertje te voet gaan tot aan de ingang (geen entrée te betalen natuurlijk).

Daar liet ik aan een kraampje mijn rugzak achter wat het Zwitserse (dat wist ik ondertussen al) koppel nooit zou vertrouwd hebben. Het verwonderde me eerst dat het mannelijk deel van het duo al meer foto’s geschoten had dan ik in heel Egypte genomen had. Bleek dat hij een interior designer was met een passie voor fotografie.

Daraw


Op de markt kon hij natuurlijk zijn hartje ophalen en schoot meer dan tien rolletjes vol waarbij hij meest aandacht had voor de gelaatsuitdrukkingen van de mensen, kopers en verkopers. Hij kwam uit het Duitstalige deel van Zwitserland en kon niet nalaten constant ‘Super’ (wat er uit kwam als Zzoeperr) te roepen. Het gevolg van zijn verslaving was dat wij geen stap vooruitkwamen en ik dus meer dan tijd genoeg had om me te onderhouden met zijn charmante vriendin. Tussen kwart voor negen en kwart voor elf liet ik niet na haar uitgebreid te plagen met haar vriend. ‘You must be very patient with such a slow pace friend’ ‘Yes, sometimes it’s terrible and I wished I could see some more of the country’. ‘Well, he must have some good qualities and I hope he’s quicker when he doesn’t have his cameras with him’. Dat ging zo de hele voormiddag door. Soms flauw maar meestal leuk.

De twee Zwitsers reisden ieder jaar een zestal weken naar Noord-Afrika waar ze voornamelijk hun tijd doorbrachten met fotograferen. Hij wilde namelijk van zijn hobby zijn beroep maken en plande een tentoonstelling over dit voor Zwitsers relatief onbekende deel van de wereld.

Een beestenmarkt is wel geen gezellige bedoening voor gevoelige mensen. De dieren zijn onverzorgd, graatmager en soms tot bloedens toe geslagen.

Bovendien zijn ze allemaal vastgebonden zodat ze geen poot hebben om op te staan. Geitjes liggen te zweten en te slapen in trosjes van tientallen. Waterbuffels lijken gedrogeerd en de passieve koeien zouden een doorn in het oog van Gaia zijn. Alleen de geschoren ezeltjes lijken zich nog wat te amuseren. Potentiële kopers mogen een proefritje maken en bezorgen de dieren nog wat beweging. Wij Kuurnenaren (mijn geboorteplaats) gaan met de bijnaam ‘De Ezels’ door het leven maar hier zijn waarschijnlijk nog meer authentieke exemplaren van dit ras dan in Kuurne zelf.

Onze wegen scheidden maar het gezelschap was leuk en aangenaam geweest. Zij zouden daar nog de hele dag blijven rondhangen. Wat een vooruitzicht.

Ik kon er natuurlijk niet onderuit de bewaker van mijn rugzak vijf pond in de hand te stoppen en een fles water te kopen. Het werd elf uur als ik aan de grote baan met mijn rugzak arriveerde en ik me neer- vlijde, wachtend op de bus naar Luxor.

Nu wist ik waar ik moest blijven staan (of zitten) zodat ik vol zelfvertrouwen de eerste passerende groene lijnbus zou doen stoppen. Het was om het even waar ik bleef, ik zou toch de bus met een simpele handgebaar kunnen dwingen te stoppen. Normaal zou er ieder uur een bus moeten passeren zodat ik niet al te lang zou moeten wachten, dacht ik.

Maar dat was zonder de Egyptische waard gerekend.

De eerste bus die ik zag reed de andere richting uit, naar Aswan toe. De tweede ook. Nu kan het toch niet lang meer duren... Na een half uur zag ik een groot groen vehikel vanuit de verte naderen. Ik stond recht, zwierde mijn rugzak op één schouder en begon zelfverzekerd te wuiven. Consternatie alom toen de chauffeur zelfs niet vertraagde, woeste nee-gebaren deed en doorstoof. Ik vroeg tekst en uitleg aan een politie-agent die een poging deed om het verkeer te regelen maar die begreep het ook niet. ‘Wacht nog maar een beetje’ was zijn goedbedoelde raad. Ik had tijd, ging terug in de schaduw zitten en hield het verkeer in het oog. Nog een half uur later ging ik het nog eens vragen aan agent en die beloofde me in Luxor te krijgen.

Hij hield een servicetaxi staande, zei de driver dat ik naar Luxor wilde maar de chauffeur schudde zijn kopke en reed door. De verbaasde militair probeerde het nog eens met hetzelfde resultaat. Bij de derde taxi ving hij weer bot maar begon op zijn strepen te staan en te schreeuwen dat ik mee moest (dat begreep ik toch uit zijn opgewonden toontje en gebaren). Hij nam zelf mijn rugzak en zwierde hem op de achterbank. Stilletjes waagde ik het nog te vragen wat me dat zou kosten. De chauffeur en zijn medepassagiers kwamen na een korte onderhandelingsronde op acht pond uit. Het was iets meer, niet veel, dan de bus me zou kosten en dus wrong ik mijn lichaam maar naast mijn rugzak op de allerachterste zitbank. We waren pas vertrokken toen de chauffeur me daar begon lawaai te maken, te vloeken en te reclameren tegen zijn medepassagiers Zijn woedende blikken gooide hij regelmatig mijn kant op zodat ik niet durfde te bougeren. Als hij uitgeraasd was, leek hij me iets te vragen. Ik begreep helemaal niet wat hij bedoelde en antwoordde maar met ‘Salaam’ (goedendag). Dat toverwoordje ontlokte een glimlach aan zijn norse gezicht en het ijs was gebroken. Oef. Hij bood me zelfs bijna onmiddellijk een sigaret aan die ik natuurlijk niet durfde te weigeren. Een tijdje later stelde ik hem voor een sigaret te rollen van mijn tabak maar dat zaakje betrouwde hij blijkbaar niet te erg. We reden een paar uur zonder veel te praten want we begrepen elkaar toch niet tot ik mijn opgerookte sigaret buiten wilde gooien. De hoge snelheid en mijn onhandigheid zorgden ervoor dat het nog brandende peukje weer de wagen binnenwaaide zodat het gevaar voor brand niet denkbeeldig was. Hij moest stoppen en nadat we allemaal gezocht hadden, vonden we het boosdoenertje dat onmiddellijk voor de tweede keer en nu echt buiten vloog.

Dit incident verkoelde de stemming aanzienlijk en toen de chauffeur me sommeerde direct te betalen, vreesde ik (op 44 km van Luxor) uit de wagen gezet te worden. Toen mijn acht pond écht bleken te zijn, reed hij gewoon door alsof er niets gebeurd was. Ik heb op deze 2 ½ uur toch wel wat bange momenten beleefd maar alles is goed afgelopen. Een bus doet er normaal drie à vier uur over wat bewijst dat deze chauffeur zijn best deed om te camoufleren dat hij eigenlijk een slecht opgeleide Formule 1 piloot was

Het was bijna drie uur toen we het mij bekende Luxor binnenreden

Omdat het Grand Hotel me niet zo erg bevallen was, stapte ik maar naar het nabije Oasis. Vanaf het busstation is het ongeveer twintig minuten wandelen in de brandende hitte. Een beproeving maar het doet eens deugd af te zien. Het masochistje in mij steekt weer zijn kop op.

Er waren geen singles meer, zelfs geen doubles tenzij ik mijn kamer wilde delen met een andere man die daar ook stond te discussiëren. Een wildvreemde vrouw zou ik er nog bijnemen maar een man, bah, temeer omdat hij het wel zag zitten.

Mijn Lonely Planet fluisterde me in dat Fontana ook wel goed was. Op weg daarheen stopte ik in Hotel Everest waar de manager 15 Eg. £ vroeg. Hij zag wel aan mijn gezicht dat ik het teveel vond, dat ik al in Luxor geweest was en na zijn poging om te zakken tot twaalf, draaide ik me om en zei dat ik Fontana ging.

Hoeveel wil je betalen ?’; vroeg hij uiteindelijk. Op mijn antwoord (tien pond, everything included) ging hij tot mijn grote verwondering in.

Na een douche (hoeveel zou ik er nu al genomen hebben in Egypte, ik ben de tel kwijt, jullie ook ?) ging ik broodjes en kaas kopen en smulde ik van het vaderland weg. Om kwart na vier ging ik een bank zoeken. Blijkbaar zijn er nog niet zoveel in Luxor maar gelukkig raakte ik nog net op tijd binnen in Thomas Cook (in de Tourist Shops Area, bij de niet zo geweldige Information Office) maar daar kreeg ik een slechtere wisselkoers dan bij mijn vorige wisselbeurten (voor mijn 150 US $ kreeg ik maar 505 Eg. £). Ik had ondertussen Osman weer van mijn nek kunnen wimpelen. Die man wordt nog hardnekkiger dan een teek.

Nu was het tijd om naar het House of Osiris te gaan om àl mijn souvenirs in te kopen. De man herkende me nog en was blij dat ik van mijn woord was. Ik had al een lijstje gemaakt van wat ik wilde en had al overal prijzen vergeleken zodat ik in twee minuten alles had wat ikzelf graag zag en wat verschillende personen in België hopelijk zou plezieren. Nadat ik alles had gekocht voor meer dan 100 Eg. £ (gierig ben ik niet als het om anderen gaat) vroeg de verkoper me hoeveel kinderen ik had. Waarheidsgetrouw zei ik dat ik maar één dochter had. Kemel die ik ben. Ik kreeg drie kleine, blauwe scarabeeën gratis voor ‘you, your wife and your daughter’. Had ik maar gezegd dat ik een harem had van vier vrouwen en zeventien kinderen. Hij sprak de hoop uit dat hij mij en mijn familie later eens zou mogen begroeten in Egypte. Ik heb hem maar in de waan gelaten dat die kans er binnen x aantal jaren wel inzat.

Twee telefoonkaarten (20 en 30) hapten nog een stukje uit mijn pas verkregen aantal ponden.Ik had er nog niet genoeg van en vond ergens nog enkele typische bladwijzers die niet veel plaats innemen en mijn boekenverslindende dochter wel van pas zouden komen.

Osman, mijn teek zag me lopen en wilde met mij een pint gaan drinken in Mina Palace. Gelukkig had ik in mijn Lonely Planet gelezen dat er nog een beter café was in Luxor. The King’s Head is aan de andere kant van de stad maar dat had ik ervoor over om alleen en op mijn gemak te zijn. Als local zag hij het niet zitten om in een typisch Engelse uitspanning gezien te worden en hij vond het daarenboven véél te duur.

IK bleef maar stappen langs de corniche tot ik ik weet niet hoe ver was en nog altijd geen Pub had gevonden. Ik vond het de moeite niet waard om nog veel te gaan zoeken en had bovendien erge dorst gekregen na al dat water. Dus ging ik maar achterom de Luxor Tempel (Smile, you’re...) tot een manneke wilde babbelen en me vroeg wat ik aan het zoeken was.

Ik had niet veel zin om hem veel te vertellen, betrouwde het zaakje weer niet maar zei hem toch dat ik op zoek was naar het goedkoopste bier van Luxor. Come on, zei hij, ik moet er toch passeren. Wantrouwig moest ik moeite doen zijn korte beentjes te volgen - het slentertempo had ik me ondertussen eigen gemaakt - en we liepen tot een tweehonderd meter van mijn hotel waar twee houten banken voor een hotel in heropbouw het café moesten voorstellen.

Het was er enorm stom zitten, bijna op straat en het duurde dan ook niet lang vooraleer de zevenendertigste Mohammed van mijn reis me kwam lastig vallen met stoere verhaaltjes over zijn legertijd. De macho-praat van dit personage dat alleen in de toeristenbusiness was getrokken om meisjes te versieren begon me stierlijk te vervelen en ik schreef maar door aan mijn dagboek zonder hem nog een blik waardig te achten. Onbeleefd van mij, weet ik wel maar ik ben ook graag eens op mijn gemak.

Tot overmaat van ramp kostte het bier ook nog niet minder dan 7 Eg. £ zodat ik van een kale kermis thuis kwam. Om half acht (plaatselijke tijd is nu hetzelfde als die in België) getelefoneerd naar mijn dochtertje die me trots wist te vertellen dat ze haar eerste twee plombages bij de tandarts had gekregen en dat ze dat heel leuk vond. Mijn tandartsenfobie is overal gekend zodat ik me dan ook afvroeg of ik dan toch niet de vader van dit verrukkelijke kind was ?

De obers van El Hussien deden alsof ze me nog herkenden van mijn blitzbezoek van vorige week maar gaven me (toeval of niet) hetzelfde tafeltje waarna ik me het eten even goed liet smaken als de vorige keren.

De avondwandeling bracht me terug naar de obligate corniche zodat ik eerst mijn eten en daarna mezelf rond elf uur op mijn bed liet zakken.

WOENSDAG 1 oktober 1997

Een technische knobbel heb ik allerminst zodat ik hoogstverbaasd wakker werd met de wekker. Dat wonderbaarlijke ding had ik dan goed kunnen afstemmen op mijn verwachtingen.

Officieel is Television Street geen bushalte maar volgens iedereen anders stoppen alle bussen er. Er was een ticket office en ik kon er een kaartje kopen naar Hurghada zodat ik er bijna zeker van was dat de bus ook effectief zou stoppen.

En ja hoor, de aircobus was er iets voor half zeven en hield vijf minuutjes later halt aan het meer beklante stoppunt achter het Luxor Museum.

De eerste twee uren van de rit waande ik me op een ordinaire lijnbus omdat hij letterlijk overal stopte en we niet meer dan een slakkengangetje aanhielden. Bij de splitsing in Qena waren er blijkbaar minder gegadigden zodat de bus wat snelheid kon maken en we het schitterende maar droge en dorre woestijnlandschap aan ons voorbij zagen glijden.

Alle soorten gemotoriseerd vervoer zorgen bij mij voor toevallende oogjes (tenzij ik zelf rijd, natuurlijk) zodat ik dan gauw goed installeerde om eventjes weg te dromen. Ik was nog maar een paar kilometer ver in dromenland toen een abrupte herrie boven me losbarstte. De chauffeur had beseft dat het tijd was voor het middenochtendlijke moslimgebed - misschien reden we juist in de richting van Mekka ? - zodat hij de volumeknop van zijn stereo-installatie op maximum zette en een moedzedin me van alles toebrabbelde en - zong. Het grootste ongeluk was dat de boxen juist boven mijn hoofd zaten.

Toch slaagde ik er in slaap te vallen tot een tijdje later een soort Egyptische disco me ruw tot de werkelijkheid terugbracht. Ik moet bekennen dat ik de muziek wel heel leuk vond en dat mijn voeten mee begonnen te stampen met het aanstekelijke ritme. Toch bleef het nog te luid staan. Ik durfde niet veel gaan zeggen tegen de chauffeur. Trouwens ik had wel moeten schreeuwen.

Om half twaalf arriveerden we na tijdens het laatste half uur verlangende blikken te hebben kunnen werpen op de Rode Zee, in Hurghada (Al Dahar, het oude deel van die nieuwe stad die voor toeristen gebouwd is.)

Aan het busstation werden we allemaal belaagd door horden touts die ons naar hun hotel wilden meelokken. In de Lonely Planet had ik al mijn keuze laten vallen op Hotel Alaska en toen ik een tout die naam hoorde roepen, was alles vlug beslist. Ik kon zelfs genieten van een gratis taxirit.

In het hotel was het wel nodig eventjes het onderhandelingstalent boven te halen om van de te hoge prijs af te dingen, het is immers nog altijd laagseizoen ondanks het winteruur.

 

De kamer viel mee, ik liet er mijn rugzak achter die al zwaarder was dan bij de heenreis door de zware souvenirs en ging maar alvast op verkenning.

Het is maar twee minuten stappen tot aan de zee waar immense hotels het zicht versperren. Een beetje verder zag ik op het Public Beach alleen een vijftal volledig geklede Egyptenaren spelen, niet zwemmen. Het publieke strand (waarvoor je één Eg. £ moet betalen) ziet er zo slecht onderhouden uit dat de goesting daar te zwemmen je snel vergaat.

Nu ik wist wat er daar te koop was, ging ik nog maar een beetje de stad in om aan het busstation de boekhandel te gaan zoeken die in de Lonely Planet staat. Het winkeltje is blijkbaar definitief toe maar het zag er toch niet al te veel soeps uit. Er waren nog enkele winkels waar ze tweedehands boeken verkochten maar drie- of vierhonderd frank geven voor een versleten tweedehands pocket was me teveel. Zodat de laatste dagen in Egypte er zouden zijn zonder leesvoer. Een regelrechte ramp voor mij.

Omdat ik geen pet meer had, er niet echt een nodig had maar me toch moest bezighouden stapte ik alle winkeltjes met kledij binnen. Verbazend hoe de zoektocht naar een pet verloopt. DE ordinaire exemplaren met de typische toeristenlogo’s van Sun, Sea and Sex in Hurghada hoefde ik natuurlijk niet en een origineel stuk was nergens te vinden.

Toen ik de een of andere winkel binnenging wist de bediende niet welke prijs hij moest vragen en ging dan maar zijn baas raadplegen. Vijfentwintig pond, was het antwoord. Ik verklaarde hem gek en zei dat ik ongeveer dezelfde had zien liggen aan de overkant voor maar acht pond. Welja, dan kan je ze krijgen voor acht pond, zei hij. Sorry hoor, maar met zo’n manier van zaken doen kan ik het niet eens zijn. Ik zou dan nog liever een zonneslag riskeren op mijn voorhoofd dat jaarlijks groter en groter werd doordat het haar voor de jaren begon te wijken.

De verkoper van stokbroden had ook nog niet door dat ik een doorgewinterde Egypte-reiziger aan het worden was en vroeg vier pond voor vier stokbroden. Ik gaf hem één pond en zei dat het maar genoeg moest zijn. En dat was het ook.

Het was dan al half drie en ik at smakelijk mijn broodjes op, doorgespoeld met een fles water.

Ik had ondertussen al zin in een douche en nam daarna mijn zwemgerief mee naar Hotel Geisum.

Alle min of meer grote hotels die aan de zee liggen hebben hun privéstrand waar je tegen betaling als niet-logé kunt gaan zwemmen. Het normale tarief was tien pond voor een hele dag maar omdat ik al zo laat was, mocht ik binnen voor de helft van de prijs.

Het privé-strand is een piepklein inhammetjes waarlangs genoeg ligbanken en parasols staan om de melkwitte Europeanen een gezonde bruine tint te bezorgen. Ik was de enige die het water inging en het heeft me niet kunnen bekoren. Ten eerste was er zodanig veel wind dat de golven me over het hoofd sloegen en ten tweede was het niet al te proper zodat je er helemaal geen vissen zag. Ik had me de Rode Zee anders voorgesteld.

Vanuit de inham tot aan of in de zee gaan zwemmen was helemaal ondoenbaar. Alleen een moedige surfer kon zijn hartje ophalen in deze weersomstandigheden. Het waaide zodanig erg dat ik zelfs bijna niet kon filmen.

Ik was van plan morgen op zee te gaan om te snorkelen maar zal het nog maar een dagje uitstellen. Een stokoude visser in Belize had me eens uitgelegd dat als de wind vanuit de zee komt, je beter niet gaat snorkelen omdat het water dan te wild en te troebel is. Als de wind draait, doe het dan, zei hij.

Lang ben ik daar niet gebleven aan het strand van Geisum en ging ik maar nog eens wandelen in het stadje. Terwijl ik ondertussen een gepaste eetgelegenheid voor vanavond wilde uitzoeken. De Saladin uit de Lonely Planet was toe (failliet?) en Omar Khayyim serveerde alleen vis en deze lekkernij betrouw ik nog altijd niet. Ik had nog geen last gehad van diarree en wilde nu ook de farao’s niet meer tarten.

 

Alle verkopers spreken hier het door mij gehate Duits en toen een mannetje dat leuk wilde zijn, me toeriep ‘Warum allein, keine Frau gefunden ?’, sloeg ik hem met een grijnslach tegen de grond en vervolgde lakoniek mijn weg.

Ik zag het niet erg zitten om nog eens in een hotel te gaan zwemmen, het weer zag er niet goed genoeg uit om te gaan snorkelen zodat ik het maar overwoog morgen een fietstocht te maken. Een dagje met de fiets, langs de kust, zou dat niet meevallen? Ik ging alvast informeren om een fiets te huren maar schrok toch wat van de prijzen. Twintig pond voor een hele dag was viermaal zoveel als in Luxor.

Aperitieftijd: in de Quick Cook (proper restaurantje in het centrum) zat ik gezellig langs de straat, kon ik genieten van een frisse Stella en teisterden de Spice Girls mijn oren. Deze debiele achterlijke muziek werd al gauw afgelost door Abba en ik moet eerlijk toegeven dat een uurtje Westerse muziek me heerlijk in de oren klonk. Ondertussen was mijn dagboek al goed opgeschoten en zou het typewerk me thuis weer opwachten.

Om af te koelen ging ik eerst nog een douche nemen in mijn hotel voor ik in Bellriviera kofta met negen vettige frieten ging eten, doorgespoeld met een fles water.

Om half negen heb ik me kostelijk geamuseerd bij het telefoontje naar mijn beste vriendin, vooral omdat ik langs de straat tussen het drukke verkeer stond. Daardoor kon ik alleen maar praten en hoorde ik haar antwoorden of opmerkingen nauwelijks. Gewoonlijk is het omgekeerde het geval.
Het was pas half tien toen ik al op mijn bed lag, zonder leesvoer en kon dromen van mijn stilaan naderende terugzien met al wie mij lief is.

Een shared bathroom deert me normaal niet maar als je ‘s nachts driemaal moet opstaan om te gaan plassen en iedere keer de deur moet openen, sluiten, openen en sluiten dan zou je bijna wensen dat je nog bewatert.

'Openbaar' strandzelf gevonden strandvangst op de snorkeltrip

zonsondergang op de Nijl

DONDERDAG 2 oktober 1997

Deze morgen was ik helemaal niet gehaast om op pad te gaan: ik had immers nog altijd geen plannen. Bij het ontbijt bleef ik gezellig kletsen met de andere gasten.

Pas om 9h ging ik wandelen tot aan de andere kant van het stadje waar ik bij Egyptair mijn terug- vlucht wilde herbevestigen. Ik had brute pech want hun computersysteem had zopas de geest gegeven en ik kon het deze namiddag nog eens proberen.

 

Fietsen leek me plotseling niet zo interessant meer: stel je voor dat je enkele uren tegen die verschrikkelijk wind in moet rijden zonder dat je veel kan zien. Ik wilde zwemmen en de Lonely Planet gaf me de tip naar een strandje te gaan zoeken niet ver van het Sheraton Hotel in het nieuwe gedeelte van de stad.

Ik nam een servicetaxi, deed er slechts tien minuten over maar moest toch veel te veel betalen. Ik had de prijs niet gevraagd maar ik kon niet anders dan een briefje van twintig pond geven en de chauffeur wilde me maar twaalf pond teruggeven. Hij reageerde zelfs niet op mijn commentaar en maakte aanstalten te vertrekken zodat ik maar vlug uit de auto sprong. Smeerlapke.

Ik heb een half uur gewandeld naar het Zuiden van het Sheraton (zoals in de reisgids stond) maar vond niets waar ik mijn warme lijf in kon onderdompelen. Dan maar terug, ontgoocheld. Ik passeerde het hotel en ging maar langs de andere kant kijken. Aan het Felfella restaurant (staat op het kaartje in de Lonely Planet) zag ik dan wel een klein strandje waar niemand aanwezig was.

De rest van de kust is immers volgebouwd met hotels die (zoals al verteld) elk hun privé-strand hebben en pogingen om daar gratis binnen te geraken liepen steevast op niets uit.

Twee uur heb ik daar gezwommen, geluierd en gelezen. Het was heerlijk, rustig en ik was daar helemaal alleen. Zalig. Het was één uur voor ik het wits. In het helderblauwe water had ik geen enkele vis gezien zodat ik elders mijn middageten zou moeten gaan zoeken.

Ik ging te voet terug op stap. Ik had alle tijd en een uurtje wandelen zou niet zo erg zijn nu ik verfrist en uitgerust was. Ik doorkruiste Sigala, trok in de onbewoonde stukken mijn hemd uit (je moet toch een bruine tint hebben als je van Egypte komt - o, ijdelheid des mensen) maar op de duur begon te zon vreselijk te branden. Mijn voorhoofd en mijn linkerschouder (kant van de zon) begonnen te gloeien als twee stukjes houtskool en ik begon stilaan te vrezen voor een zonneslag. Crème had ik niet mee, een pet had ik niet gewild en schaduw was er niet te vinden langs deze eindeloze weg. Je moet het maar weten, stom kalf.

Ik kon me alleen troosten met een fles water.

Twee uur later en compleet doorzweet had ik enorm veel deugd van een douche, dronk ik nog een fles water, liet mijn broodjes smaken en smeerde de lichtjes verbrande lichaamsdelen in met factor 20.

Ik maakte gebruik van mijn douche om voor de laatste keer mijn immens vuile T-shirts te wassen.

Voor de tweede keer die dag ging ik tot aan het bureau van Egyptair waar ik hoorde dat het bureau van Malev Airlines in Caïro in de Talaat Harb was. Daar ben ik ondertussen al goed thuis zodat ik maar zou wachten, niet zou telefoneren en persoonlijk mijn terugvlucht zou herbevestigen. Overmorgen dus. Terug in de stad zocht ik in verschillende bureaus naar de beste voorwaarden voor de snorkeltrip van morgen. De prijzen zijn overal ongeveer hetzelfde en ik betaalde alvast mijn 30 Eg. £. Ik had gedroomd van Abba en kon het niet laten nog eens een aperitief te gaan drinken in de Quick Cook waar ik nogmaals mijn diepste zieleroerselen aan het papier toevertrouwde.

Het eten in Bellriviera was me goed bevallen dus ging ik nog maar eens terug. Ik at iets anders en het was weer heel lekker.

Ik had eigenlijk nog niet veel gedaan, was nog niet moe en ging dan maar ergens een slaapmutsje drinken. Tegen de klok van tienen luisterde ik op mijn wekkerradio naar wat Franse zever en sliep tot een luidruchtige bende Fransen arriveerde om half twaalf. Ze zetten het hele hotel op stelten en kregen van al de andere gasten de middenvinger te zien.

VRIJDAG 3 oktober 1997

‘s Morgens om half zeven smeerde ik me grondig in met zonnecrème omdat er weer zo’n heel hete dag zat aan te komen. Aan de ontbijttafel hield ik me bezig met het Zuidafrikaanse koppel dat heel sympathiek was. O ja, het personeel van het hotel was me om zeven uur wakker komen maken omdat ze wisten dat ik ging snorkelen.

Met een fles water zat ik te wachten tot het busje er stipt om half negen aankwam.

Hassan, onze gids voor vandaag, had ons materiaal mee en we gingen op weg om nog andere mensen op te pikken. Eerst twee Duitsers en dan hebben we aan een sjiek hotel meer dan een half uur moeten zitten wachten op een dikke Egyptische dokter en zijn vrouw die aan de Rode Zee op vakantie waren. Ze waren het blijkbaar gewend dat iedereen op hen wachtte want ze vonden het de moeite niet waard zich te verontschuldigen voor de laattijdigheid. Die man zijn pretentie was zo groot als zijn en die was ook al niet mis. Zijn vrouw was gesluierd zodat ik ma afvroeg hoe zij het water in zou duiken.

Het was bijna halftien dus toen we met het busje konden vertrekken om twintig minuten later aan te komen bij de jachthaven. Daar mochten we direct de boot in en zag ik dat het leeuwedeel van de passagiers gekomen was om te duiken en niet om te snorkelen. Ik hoopte maar dat we een goede gids zouden meehebben. De onze was zeker geen speedboot zodat het na elven was toen we eindelijk aan de eerste stop toe waren. Ik maakte Hassan duidelijk dat ik al twee maal voordien gesnorkeld had maar dat het geen onverdeeld succes was geworden en dat hij zich dus niets van mij hoefde aan te trekken. Ik zou me wel amuseren op mijn manier en redelijk dicht bij de boot blijven. De dokter die ons gesprek hoorde, zei me dat masker, pijp en zwemvliezen niets inhielden en dat ik hem maar moest volgen: ’Come on, it’s easy.’. Als je bedenkt dat hij de rest van de dag aan de ladder heeft gehangen, kun je je inbeelden welke binnenpretjes ik had.

Ik bleef rustig rondzwemmen terwijl hij verwoede pogingen deed om water uit zijn bril en mond te houden. Vergeefse moeite was het want het lukte hem niet langer dan twintig seconden onder water te blijven.

 

Voor de eerste keer in mijn snorkelcarriere had ik goed materiaal en dat scheelt een slok (water) op een borrel. Ik voelde me op mijn gemak, durfde al wat verder zwemmen zonder me angstig te moeten afvragen hoe ver ik nu eigenlijk van de boot af was. Kortom, het werd een schitterende ervaring.

Een half uur later werden we aan boord geroepen om ons middagmaal te verorberen. Er was ons fish, chips & rice beloofd maar we kregen slechts anderhalf stukje kofta, een halve zak echte chips (geen frieten dus) die bijna van mijn bord waaiden en enorm veel rijst. Dat was dus de buikvulling. Ontgoochelend. In twee minuten had ik gegeten en lag ik alweer in het water.

De tweede stop die ons beloofd was (Giftun Island) wilden we allemaal laten vallen maar dat was zonder de waard, in dit geval onze dokter gerekend. Giftun Island was dé bestemming van de uitstap en dat moesten en zouden we dus aandoen. Op het eilandje zelf valt niets te beleven: er zijn alleen een paar souvenirstandjes, veel zand en weinig schaduw. De rest van ons bleef in het water waar ook al niet veel te zien was. We waren blij toen onze Egyptenaren na twintig minuten terug aan boord waren.

De derde stop was verreweg de mooiste. Tussen half drie en tien voor vier konden we tussen duizenden vissen van alle kleuren zwemmen. Het was er tussen de twaalf en vijftien meter diep, juist genoeg dus voor onze beginnende duikers maar het water was zo helder dat wij, snorkelaars, ook tot op de bodem konden zien. Enorme snapperfish en een soort palingen gleden traag onder ons door. Een verdwaalde haai was er ook te zien. Gelukkig hadden wij al gehoord dat ze niet aangeschreven waren om als figuranten in Jaws te acteren en ze dus compleet ongevaarlijk waren. Toch doet het wat vies.

Aan boord stonden we dan met een eenvoudig touwtje en een beetje brood vissen te vangen die we dan onmiddellijk terug over boord gooiden. Zo’n prachtige vissen eet je toch niet !

 

Eindelijk was dit een dag zonder stof maar met veel water. Ik begon me zodanig te amuseren met het snorkelgerief dat ik bijna het water niet meer uit wilde.

Het enige nadeel van de trip was dat de meeste mensen uit het gezelschap Russen waren die niet veel Engels spraken zodat de conversaties beperkt bleven tot het schooien van mijn zelfgerolde sigaretten.

Op de terugtocht hebben we iets zien zwemmen dat een dolfijn moest voorstellen en ik heb het dier zelfs vastgelegd op video maar het dier bleef zo diep onder de oppervlakte dat we eigenlijk bijna niets gezien hebben.

We vaarden een uur terug om tegen vijf uur in Hurghada aan te komen waar ik uit het busje sprong toen we ons hotel passeerden.

De spiegel op mijn kamer maakte me duidelijk dat ik degelijk verbrand was. Rood, rood... een gevolg van de Rode Zee ? Ik was niet zuinig met de crème die ik pas voor de tweede keer in Egypte gebruikte en smeerde een dikke laag op schouders, voorhoofd en neus. Een aperitiefje had ik wel verdiend en met zoute handen schreef ik mijn belevenissen neer in mijn dagboek.

Hurghada is ‘s avonds anders wel een real pain in the ass, er zijn veel te veel Duitsers en de ver-kopers laten je nauwelijks gerust? Het helpt wel als je, net als ik, je vuilste T-shirt aantrekt. Dan weten ze dat je geen rijke leegganger bent.

Om halfacht ging ik eten in Bellriviera en had niet veel zin meer om rond te wandelen. Op mijn kamer kon ik luisteren naar wat goede muziek en ging nog wat babbelen met mensen die aan de receptie stonden.

Nog nagenietend van de visjes viel ik in slaap.

 

 

ZATERDAG 4 oktober 1997

Ik was weeral veel te vroeg op (om zes uur) zodat ik me maar in alle rust klaarmaakte en na het ontbijt uitgebreid bleef babbelen met de Zuidafrikanen die vandaag ook zouden vertrekken.

Het was een kleine twintig minuten wandelen tot aan het busstation (de free-taxi krijg je alleen maar als je toekomt) maar het was nog niet zo heel warm zodat de rugzak nog te dragen was.

Om kwart na acht dacht ik vlug de eerste bus te kunnen hebben maar die zou er pas om 10 uur aankomen, wist men me te vertellen. De Lonely Planet gaf nochtans aan dat er ieder uur een zou aankomen. De zes uren bus zouden 45 Eg. £ kosten. Nogal veel vind ik, maar ja.

Ondertussen waren de Zuidafrikanen die naar Suez moesten ook gearriveerd zodat we samen de tijd konden doorbrengen.

Eerst reden we een stuk langs de schitterend blauwe Rode Zee maar dan veranderde het landschap weer in een woestijnlandschap waar we jammer genoeg tegen kwart voor vier een lekke band hadden. We hoorden een enorme knal (gelukkig geen fundamentalistische aanslag) en sukkelden voort tot aan een werkplaats waar ze onze bus weer de baan op zouden krijgen.

Het kostte de monteur een klein half uur om het euvel te herstellen terwijl wij in de brandende zon bleven wachten en praten.

Om vijf uur arriveerde ik voor de tweede maal in veertien dagen aan Midan Tahrir en trok ik naar Hotel Amin waar ik meer moest betalen dan afgesproken en uit coleire een fles water uit de frigo op de gang van mijn kamer nam. Ik slokte de fles binnen (had ook een enorme dorst) en bedacht te laat dat het stopsel niet toe was geweest. Waarschijnlijk gebruiken ze dit water om de kamers schoon te maken. Ik voelde het al rommelen in mijn buik en kreeg bijna een acute aanval van diarree. Dat komt er van als je iets neemt dat niet van jou is.

Met samengeknepen billen wandelde ik naar Talaat Harb om daar te constateren dat het bureau van Malev al dicht was (morgen open tussen 9 en 16h).

Ik kocht pistolets (tien voor twee pond) en een echte fles water. En ging naar Horea waar de Ethiopiër nog altijd stamgast was. Hij vertelde me zijn levensverhaal en zijn droom. Die laatste was naar Amerika te emigreren, zijn vriendin achterna. Toen ik vroeg of hij dacht dat ze hem trouw was bij al die rijke blanken, antwoordde hij me ‘If you feel love, set it free. There’s nothing more you can do.’ Een waarheid als een koe. Deze uitspraak zal me mijn hele leven lang bijblijven.

Na genoeg levenswijsheid opgedaan te hebben ging ik eten en nog een laatste Egyptisch pintje drinken waarna ik me redelijk triestig (het afscheid is nakende) naar mijn bedstee begaf.

ZONDAG 6 oktober 1997

Verdorie, de laatste dag in Egypte. Jammer.

Ik werd niet al te welgezind wakker. Enerzijds omdat ik niet veel meer te doen had en anderzijds vanwege het slechte vooruitzicht weer naar dat koude, natte en stresserende België te moeten. De gedachte aan één bepaald vrouwspersoon deed me de dingen wat rooskleuriger inzien.

In de prijs van het hotel was geen ontbijt inbegrepen maar ik ging het toch nog eens vragen. Wablief, vijf pond ? Eet het zelf op (in het Vlaams gezegd) en weg was ik. Op straat kocht ik aan de overzijde bij de man die me al herkende broodjes en water. Goedkoper en zeker zo goed.

Tegen negenen voor de tweede maal naar het Egyptisch Museum waar ik de al opgedane kennis van Luxor, Aswan, Philae , Abu Simbel... kon toetsen aan de restanten die daar ontvreemd waren en nu tentoongesteld werden.

Ik kon er op mijn gemak weeral een tweetal uur doorbrengen en ging dan maar mijn terugvlucht herbevestigen. Beter laat dan nooit. Het juffrouwtje was heel vriendelijk en zei me dat alles in orde was.

Ik had eigenlijk niets meer te verliezen in Cairo, was de stad kotsbeu maar zag er toch tegenop om nu al naar de luchthaven te gaan.

Ik wandelde nog een uurtje of twee rond en ging tegen twee uur naar het verzamelpunt van de bussen waar ik weer enorme moeite had om bus nummer 100 te vinden, de enige die naar de luchthaven zou gaan, volgens al de Egyptenaren. Toch duurde het nog anderhalf uur tot ik binnen zat voor mijn laatste rit omeen half uur later aan te komen in de luchthaven waar ik nog heel wat vervelende uren voor de boeg had. Pas morgenochtend immers vertrekt mijn vliegtuig over Boedapest naar Brussel. Ik passeerde de tijd met rondlopen, slapen, water drinken en roken in deze of een andere volgorde. Andere toeristen waren er nog niet zodat ik tegen niemand kon babbelen. Daarenboven begon ik hoe langer hoe banger te worden dat de douaniers mijn gesmokkelde potscherven zouden vinden en dat dit me een hele hoop miserie zou bezorgen.

Maandag 6 oktober 1997

Van de maandag valt er niet veel meer te vertellen. Ik mocht om half één inchecken en om kwart na drie waren we in de lucht. Alleen ontbijt (te vroeg ?), geen warm eten. Kwart voor zeven in Boedapest en in transit naar Brussel om 8h15. In Boedapest kennis gemaakt met een levendige Deense toeriste (ingenieur) Maj die deze voormiddag verwacht werd voor haar eerste dag op haar nieuwe werk en toch nog zou proberen daar eens binnen te springen. Het was leuk wachten op het vliegtuig.

Stipt om kwart na tien was ik terug in belgië, nam de eerste trein naar Kortrijk, ging in autostop naar huis, laadde alles uit, nam een douche, ging wat boodschappen doen, foto’s ophalen van Cyprus, reed naar de kermis met mijn dochter en naar ...............

De rest blijft een goed bewaard geheim.

Hotels


CAIRO
Hotel Magic
Ligging : El Bustan 10 (niet ver van Midan Tahrir)

Donker kamertje helemaal boven. Singles waren er niet te krijgen, dus een double voor 35 Eg. £ (de duurste kamer van heel mijn Egyptereis). De bathroom was op de gang en zeer verzorgd. De receptie is degelijk en je kan er veel informatie krijgen, postkaarten kopen maar ook de levensnoodzakelijke studentenkaart voor 25 Eg. £. Het ontbijt is uitgebreid en zeer lekker.

Hotel Amin
Ligging : 38 Falaky Square Bab El Louk (tegen de footbridge)

Een single kost er slechts 28 Eg. £ maar er was er geen vrij. Doubles gaan weg voor 35 mét badkamer en 32 met gemeenschappelijk bad en WC. Ik kreeg, na lang aandringen, de kamer voor 28 pond.

Het was een prachtige kamer op het zesde verdiep, de lift werkte altijd en ik had een terras. De verschillende badkamers waren proper en in orde.

LUXOR
Grand Hotel
Ligging : zijstraat van Sharia Mohammed Farid

Redelijk ver (relatief dan) van alles en kleine kamer met goede fan. Gemeenschappelijke badkamer. Personeel niet al te vriendelijk maar wel mogelijk om fiets te huren (5 £ per dag). Ontbijt is voldoende maar je moet veel geduld hebben. Spotgoedkoop : 8 Egyptische ponden, alles inbegrepen.

Hotel Everest
Ligging : iets verder dan Midan Salah ah-Din

De eigenaar vroeg 15 pond maar ik kreeg de kamer voor 12, ontbijt inbegrepen.

Mooiste kamer van hele reis, privé-badkamer met proper bad en douche, WC en zelfs Wc-papier. Zowel airconditioning als fan aanwezig in de kamer. Zowel muren als vloeren van het properste dat ik gezien heb. Is eigenlijk geen echte single want er zijn twee grote bedden.

ASWAN
Hotel Nubian Oasis
Ligging : zijstraat van Sharia at-Tahrir (100 m. van busstation)

Centraal in de binnenstad gelegen. Vijftien Eg. £ voor een single met twee bedden. Kamer mét fan, zonder airco

Propere bedden, privé-badkamer. Gezellige lounge met TV, zetels en bar. Goede info aan de receptie. Mogelijkheid om Abu Simbeluitstap te boeken. Ontbijt is zwakste punt van het hotel.

HURGHADA

Alaska
Ligging : dichter bij de zee dan bij de stad

Vraagprijs 20, akkoord voor 15 als ik drie nachten bleef. Ruime kamer met twee grote bedden en een goede fan aan het plafond. Shared bathrooms (drie op mijn verdieping): in de 1° zat er electriciteit op de douchestang en op de knoppen, in de 2° loopt de lavabo gewoon door op de grond en is de spiegel gebroken en in de 3° is de WC verstopt. Door efkens na te denken waar en waarom je binnen wil, is het goed te doen. 's Morgens zoveel brood als je maar wil met kaas, confituur en een lekkere omelet.

Restaurants


CAIRO
Felfela Garden
Luxueus restaurant met bediening in kostuum, niets voor mij eigenlijk maar het is de eerste avond en alles is goed verlopen, dus. Ik betaalde 17.50 voor een kofta-schotel en acht pond voor een Stella. Kebab kost bv. 23 en chicken 17.50 pond. Duur dus. Niets voor rugzaktoeristen.

Wimpy
Gekende naam zonder verrassing dus. Ongezellig zitten en 10.45 voor fried chicken en frieten. Ook duur dus. Ik was al bang dat mijn Egyptebudget niet toereikend zou zijn. De volgende dag was een International Burger (vlees : worst en lever), gegarneerd met een blaadje groente en enkele frieten niet veel beter.

Amira
Leuk restaurant in de Talaat harb, recht over de gekende cinemazalen. De bediening is vlot, de prijzen rede lijk en het eten zeer lekker. Een aanrader dus. Het is er leuk zitten omdat je op de zij-ingang van een ren dez-voushotel zit te kijken. het is verbazingwekkend wat daar allemaal binnen- en bruitenkomt.

LUXOR
El Hussien
Openluchtrestaurant in het hartje van de stad, juist naast de concurrent. De twee proberen elkaar de loef af te steken en toeristen binnen te lokken. Daardoor gaan prijzen omlaag en service omhoog. Je kan daar een schitterende escalope cordon bleu met rijst, brood en een cola consumeren voor slechts een kleine twaalf pond (alles inbegrepen). Ik heb daar de eerste week tweemaal hetzelfde gegeten en de tweede week nogmaals genoten van de escalope.

ASWAN
Aswan Moon
pint en kebab hala (soort stoofvlees) en nog een pint 25 EP niet te veel vlees maar wel lekker

EMY
Een shish kebab met rice en een glas bier kosten niet meer dan 16, 5 pond. In dit restaurant trekken ze veel volk omdat er buiten een uithangbord staat met '20 % discount for students'. Aantrekkelijk natuurlijk. Hun systeem gaat als volgt: ze laten de 10% service taks en de andere 5 % taks vallen en dat rekenen ze als dhun twintig procent.
Je betaalt dus eigenlijk de prijs van de kaart buiten.

HURGHADA
Bellriviera
Ter info: het restaurant Saladin uit LP was toe, Omar Khayyim serveert alleen vis die ik nog altijd niet echt betrouw. Mijn darmen functioneren normaal en ik wil het zo houden.

De Bellriviera is een ongezellig restaurant maar het is er goedkoop en het eten valt wel mee. Voor kofta betaal je bv. zeven pond. Met water en frieten erbij kom je aan 10 pond. Een steak met cola en rijst kosten slechts een pond meer.

SOUVENIRS

Ik probeer het aankopen van souvenirs zoveel mogelijk uit te stellen tot de laatste dag(en) omdat ik niet veel zin heb om met alles dagen lang rond te zeulen maar soms (heb ik uit ervaring geleerd) doe je er het best aan souvenirs te kopen waar ze ten eerste gemaakt worden en ten tweede waar ze het meest betaalbaar zijn. Zo begon ik in de loop der jaren mijn aankopen te spreiden.

Cairo Mijn papyrus (obligate souvenirs) heb ik gekocht in een shop niet ver van de piramiden. Ik was pas gearriveerd in Egypte en heb me laten overtuigen ze daar te kopen. Ik heb er nog geen spijt van want de kwaliteit / prijsverhouding is degelijk. Toch zou ik iedereen aanraden eerst goed uit te kijken. In Caïro heb ik in Khan El-Khallili de winkel van Saïd gezien en daar hebben ze schitterend materiaal. Ook in de diverse winkels van Dr. Rahab is de kwaliteit degelijk. Koop het zeker niet op straat. Mijn ‘Horus en Nefertiti’ betaalde ik 150 Eg. £. De zwarte kat voor een vriendin 35 en de horoscoop voor mijn dochter kreeg ik bijna gratis (15 i.p.v. 50 pond).

Aswan Mijn granieten sfinx (vriendinnen verwijten me soms net als dat beeld te zijn) kocht ik voor 15 Eg. £

Luxor In Luxor vond ik bij mijn eerste passage een schitterend winkeltje ‘House of Osiris’ waar de eigenaar persé wil werken met vaste prijzen en waar dus geen ruimte is voor onderhandelen of afdingen, toch de geliefkoosde sport van veel toeristen. Ik hou er helemaal niet van en beschouw het alleen als tijdverlies. Uiteindelijk betaal je toch niet meer dan je van plan was. Ik heb tijd en mogelijkheden genoeg had om te vergelijken en durf met de hand op het hart beweren dat de prijzen in dat winkeltje heel redelijk zijn.

Daar kocht ik dus (bij mijn tweede passage) de meeste souvenirs.

Horus (albast) 12
Sarcofaag (hout) 15
Sarcofaag (koper) 15
Kat (koper) 2 x 15
Piramides (3 stuks) 15
Kat (albast) 20
Armbandjes (3 stuks) 15

Gekregen : 3 scarabeeën. Zoals gezegd voor me, my wife and my daughter. Nog beter had ik een harem verzonnen met ik weet niet hoeveel vrouwen en kinderen. Maar dat doe je eigenlijk zo’n serieuze man niet aan.

 

Ik had graag nog een echte waterpijp (shisha) gekocht maar mijn budget en de al bijna volgepropte rugzak lieten het niet meer toe. Jammer, voor de volgende keer dus wanneer ik mijn dochter (nu pas zeven) Egypte leer ontdekken. Beloofd, Ilse.