Mali (november)

 

Waarom wilde ik naar Mali? Niet onmiddellijk een voor de hand liggende keuze voor mij die in reizen een combinatie ziet van (in volgorde) cultuur, natuur en zon en water. Een woordje uitleg over mijn privé-situatie is hier wel op zijn plaats. Sinds 1994 reis ik alleen of met een vriend, Jaak (ofte Wacko Jacko). We amuseren ons altijd fantastisch. De laatste reis die we samen ondernamen was in 1998 naar Syrië en Jordanië. Dat was kort nadat ik was gaan samenwonen met mijn Katrientje die ik door mijn foto's, video's maar vooral door mijn verhalen kon meekrijgen het jaar daarop naar India. Schitterende vakantie, tussen haakjes. Rajasthan is werkelijk de moeite.


Het jaar daarop gingen Katrien en ik met haar twee kinderen en mijn dochter tijdens de Paasvakantie naar Egypte. Niet evident om als rugzaktoerist met kinderen van 9, 10 en 12 alleen maar een vliegtuigticket te boeken. De buitenwereld (de boze …) was er niet gerust is maar wij vijven hebben ons schitterend vermaakt en heel veel gezien.


Maar…en nu komt de kat op de koord of de aap uit de mouw: ik was al eens in Egypte geweest en had deze nieuwe trip grotendeels gepland en ondernomen in functie van de vier anderen. Het was dus, als land, niet echt een ontdekking zodat mijn trekkerspassie dit jaar nog niet voldoende bevredigd was. Hoewel ik voor we gingen samenwonen had duidelijk gemaakt aan Katrien dat ik er nu en dan nood aan zou hebben om alleen (of met Jaak) op reis te gaan, vielen mijn plannen niet in al te goede aarde. Ik wilde haar het schoonste en het mooiste niet ontzeggen zodat ik maar een bestemming wilde uitkiezen die niet boven aan mijn prioriteitenlijstje stond. Ik was nog nooit in Zwart-Afrika geweest en had daar zowel veel voor- of tegenstanders van gesproken. Verschillende mensen raadden me Mali aan , vooral vanwege de cultuur van de Dogon. Het legendarische, magische en mythische Timbuctu sprak me natuurlijk ook wel aan. Eerst even opzoeken op de kaart waar Mali ligt, de hoofdstad ervan opzoeken (Bamako, nooit van gehoord) en een ticket geboekt. En weg waren wij…

REISSCHEMA


Dag 1: maandag 30 oktober 2000 Brussel - Rijsel - Parijs

Dag 2: dinsdag 31 oktober 2000 Parijs - Brussel - Bamako

Dag 3: woensdag 1 november 2000 Bamako - Ségou

Dag 4: donderdag 2 november 2000 Ségou- Koni

Dag 5: vrijdag 3 november 2000 Koni - Mopti

Dag 6: zaterdag 4 november 2000 Mopti- Kani-Kombolé DOGON

Dag 7: zondag 5 november 2000 DOGON

Dag 8: maandag 6 november 2000 - DOGON

Dag 9: dinsdag 7 november 2000 Dourou-- Mopti

Dag 10: woensdag 8 november 2000 Mopti (rustdag)

Dag 11: donderdag 9 november 2000 Mopti (boottocht)

Dag 12: vrijdag 10 november 2000 Mopti - Djenné

Dag 13: zaterdag 11 november 2000 Djenné (Senasse)

Dag 14: zondag 12 november 2000 Djenné (Djenné-Djenno)

Dag 15: maandag 13 november 2000 Djenné markt (Djenné-Ségou)

Dag 16: dinsdag 14 november 2000 Ségou - Bamako

Dag 17: woensdag 15 november 2000 Bamako - Brussel - Kortrijk

Dag 1 : maandag 30 oktober 2000

Voor we vertrokken aten we in Kortrijk eerst nog een bord lekkere, voedzame spaghetti (we hadden verwacht dat het nog lang zou duren voordat we dit nog eens kregen), gingen rond half zeven mijn dochter afhalen bij haar moeder om het uitwuifteam compleet te krijgen. Met zijn zessen in het Fiat Unootje naar het station waar het afscheid zeer waterachtig was.

Stipt om 19 uur 22 begonnen we onze vakantie met een treinrit van Kortrijk naar Lille Flandres. Daar moesten we 400 meter stappen naar Lille Europe waar we gelukkig nogal snel het juiste perron vonden. Wauw: voor de eerste maal in mijn leven met dé TGV... Vijftig minuten later stonden we gepakt en gezakt in Parijs (Charles de Gaulle-luchthaven) waar we het bureau van Nouvelles Frontières zochten. 's Avonds natuurlijk al toe maar we wisten het ondertussen zijn. We deden een poging om in de harde zetels te slapen maar het was te oncomfortabel én te koud om weg te doezelen. We begonnen dus de volgende morgen aan onze reis met slaapachterstand. Om zes uur ging het bureau van NF open en kregen we eindelijk onze tickets in handen. Eindelijk, zeg ik, want het had veel voeten in de aarde gehad voor alles geregeld was. Door de internationale invloed van M was onze geboekte en betaalde vlucht van 30 oktober zonder enige reden geannuleerd en konden we pas een dag later weg. Murphy kostte ons dus al een reisdag voor we zelfs maar vertrokken… De smeerlap!

Dag 2: dinsdag 31 oktober 2000

Normaal zou onze vlucht om 0905 opstijgen maar het is halfelf geworden. Nogmaals een tussenkomst van onze goede vriend Murphy. Op het vliegtuig was een zelfs niet lekkere croissant alles wat we kregen. We begonnen dus onze reis ook al met eetachterstand. We moesten in Zaventem om 11 uur opstijgen maar om die tijd zaten we nog in de lucht. Ons werd verzekerd dat de aansluiting geen problemen zou opleveren. Inderdaad, dat bleek nogal vlug. (een understatement te zijn).
We haastten ons naar de juiste gate om daar te constateren dat de vlucht delayed was tot 14 uur. Er kwam van alle medepasagiers nogal veel commentaar maar aan de kant van Sabena heerste er windstilte. We hoorden van alles: het vliegtuig was defect, er waren overboekingen zodat een aantal mensen er weer af moest… Zou onze piloot Murphy heten?
Soit, stipt om 15.34 lieten de hostessen ons instappen. We werden getransporteerd (het juiste woord) in een aftands machien van een Portugese maatschappij maar kregen gelukkig (voor ons) het nieuwe vluchtschema door. Eerst naar Bamako en dan pas naar Ouagadougou (Burkina Faso). Scheelt toch rap weer een uurtje. Van ons oorspronkelijk plan om op ons gemak nog eens rond te kuieren in Bamako zou niets meer in huis komen. Tijdens de vlucht kregen we rijst, vis en salade en met enkele broodjes was dat voldoende voor onze eerste reisdag.
Bamako :we arriveerden om 21.00 onze tijd (20.00 plaatselijke tijd), moesten een half uur wachten op onze bagage maar konden ondertussen geld wisselen in een winkeltje. De enige bank in het kleine luchthaventje was natuurlijk al dicht. Geen problemen om te wisselen: je krijgt de koers die overal in Mali hetzelfde is (namelijk 10.000 CFA voor 100 FF).

Buiten stonden ons natuurlijk al een hele hoop taxi's op te wachten en omdat het al zo laat was konden we geen uren meer onderhandelen en kregen we de rit van een half uur voor 7500 CFA i.p.v. de gevraagde 10.000.
We vroegen de chauffeur ons af te zetten aan Hotel Mission Libanaise dat ons in verschillende reisverslagen als sober maar doenbaar werd voorgesteld. De chauffeur zette ons af voor een grote ijzeren poort die slechts na lang kloppen en roepen openging. Er was nergens een opschrift van een hotel te zien zodat Jaak, mijn compagnon, zijn twijfels uitsprak of we wel degelijk in de Mission waren aanbeland. De straat waarin het gebouw ligt was een en al aarde en stof. We dachten in een achterbuurt terecht gekomen te zijn. Wisten wij veel dat het in heel Mali zo zou worden.
Ondanks ons scepticisme stonden de kamer, de douche en de prijs ons aan zodat we tegen 22 uur van een welverdiende nachtrust genoten. Mijn eerste in… Zwart-Afrika.

Dag 3: woensdag 1 november 2000

Om zeven uur opgestaan, douche genomen, rugzak gemaakt en met de taxi naar Soginoko (de naam van het busstation van Bamako). Nu is het in Bamako Click for Bamako, Mali Forecast Het is zes kilometer van het centrum verwijderd en dus te ver om te stappen. Na enig onderhandelen voor 2000 CFA de rit gekregen.
Voor de bus Bamako-Ségou betaalden we 2500 CFA per persoon. Op hun vraag naar extra 'argent pour les bagages' gingen we niet in. Soms lukt het ze af te schepen maar meestal lukt het ook niet en betaal je maar beter in plaats van een half uur te staan ruzie maken…

Deze morgen hadden we geen ontbijt gekregen, ook niet gezocht en dus ook niet gevonden zodat we ons maar te goed deden aan een zakje gâteaux (250 CFA) en een fles water (500 CFA) op de bus. Tussen halfnegen en twaalf uur zaten we ononderbroken op een relatief comfortabele Somatrabus die ons aan de verkeerde kant van Ségou afzette. Als je, net als wij, van plan bent van in het Centre D'Accueil te gaan logeren, kun je misschien vragen een drietal kilometer voor het busstation uit te stappen. Anders moet je nog een half uur stappen en in die enorme hitte mét de rugzakken is dit geen lachertje.

We hadden zo vroeg op de dag al een douche verdiend en vulden voor het eerst dit dagboek in.

Na een korte rust gingen we tegen twee uur alweer op weg om eindelijk eens iets van Mali te zien. Het was een stofferige en hete wandeling maar het deed ons deugd eens gewoon - zonder bagage - te kunnen stappen. Op de weg die naar de Niger leidt, passeer je verschillende souvenirwinkeltjes (vooral aan Hotel L' Auberge) waar nogal vasthoudende touaregs hun waar proberen te slijten. Ik zag ook al enkele mooie maskers hangen - ik 'verzamel' die namelijk -en werd aangesproken als le premier client du jour. Als die eerste klant van de dag koopt brengt het zogenaamd geluk voor de beide partijen. Wat natuurlijk heel belangrijk is voor de toerist: de eerste klant van de dag krijgt een heel speciale, goedkopere prijs. Het is natuurlijk nog belangrijker voor de verkoper. Hallo zeg, je bent er altijd de eerste klant van de dag…

Aan de Niger vergaapten we ons aan het schouwspel van de stoomboot die een tijdje geleden binnengevaren was en die nu volop mensen, dieren en goederen aan boord aan het nemen was.

zie ginds komt de stoomboot

Voor het eerst zagen we ook talloze vrouwen die in ontbloot bovenlijf - soms was dit wel een mooi zicht - hun was aan het doen waren in de naar onze normen vuile stroom waarin ze ongetwijfeld nog andere dingen deden. Ondertussen werden we de hele tijd aangeklampt door mensen die ons een piroguetocht wilden aansmeren of gewoon door meefietsende bedelaars. Behoorlijk vervelend allemaal.

kapper

We ontdeden ons van het gewoel en wandelden op onze dooie gemak langs de machtige rivier en passeerden hutjes waar pottenbakkers woonden en hun prachtige producten te koop aanboden. Jammer genoeg zijn die materialen niet zo heel erg geschikt om twee weken in een rugzak meegesleurd te worden. Zo'n pot zou anders niet misstaan in onze living.
Plannetjes lezen is gewoonlijk al niet mijn sterkste punt en als er dan nergens straatnamen te zien zijn, kan je niet anders dan op je gevoel af te gaan. Na een tijdje zoeken vonden we dan toch de moskee die niet echt de moeite bleek te zijn. De Grand Marché is ook niet zo spectaculair als zijn naam laat vermoeden.

We wachtten langs de Niger tot de zon begon te zakken maar door de bewolking was de zonsondergang minder mooi dan we verwacht hadden.

We liepen nogmaals enkele keren verkeerd vooraleer we restaurant Le Golfe vonden. Het eten en drinken smaakte ons ondanks een invasie van muggen. Met een goed gevulde maag zochten we onze weg (mét de zaklamp) naar ons hotel. Prachtige bar en binnenkoer waar constant de tv staat te spelen. We dachten het leven zoals het was in Mali te zien op het kleine scherm maar er was blijkbaar een symposium aan de gang in Bamako over de francophonie in West Afrika. Oersaai. Soit, ons slaapmutsje smaakte toch maar tegen 22 uur waren we al moe genoeg om te gaan slapen.

Hotel in Ségou

Dag 4: donderdag 2 november 2000

Om zeven uur op en ontbijt genuttigd in het hotel: stokbrood met confituur en nescafé of Liptonthee.
We hadden het vermetele plan opgevat om een poging te doen de opdringerige gidsen te ontlopen door te proberen al liftend in Ségou-koro te geraken. Om halfnegen stonden we al op straat, het rechterhandje omhoog en omlaag bewegend. De eerste auto die stopte was een ouderwets Dianeke. Van de verwarde half-Franse uitleg meenden we te begrijpen dat de timide eerst nog naar de bakker moest om daarna benzine te gaan tanken. Of omgekeerd. Dan pas zou hij ons komen oppikken. We installeerden ons en wachtten. En bleven wachten…tot we besloten naar iedere auto die passeerde te zwaaien. Murph in een Dianneke?
Raar maar waar: er is slechts één hoofdweg in Mali (de goudron zeggen ze daar: het asfalt…) maar er is slechts héél weinig autoverkeer, bussen, vrachtwagens en taxi's niet in acht genomen. We stonden daar dus te blinken. De Diane kwam niet terug, we slaagden er niet in een auto te doen stoppen en er passeerde niet eens taxi om ons in uiterste nood mee te nemen. We hadden het geprobeerd en hadden gefaald. Zo simpel was het. Eén woord:Murphy.
Uiteindelijk stopte een redelijk nieuwe Peugeot. De vriendelijke man sprak bijna geen Frans, kende zelfs de weg niet en moest nu en dan stoppen om te vragen waar hij moest afslaan. Eerst waren we te ver gereden en moesten we terug tot aan de Ecole waar we van de goudron afkonden. Dan nog over een aardeweg een tiental minuten stappen tot aan een dorp waar twee jongens ons meenamen naar de chef de village. We werden ontvangen in zijn open hut, kregen een bankje toegewezen en werden verzocht 2500 CFA zakgeld af te geven. Daarvoor kregen we een beetje uitleg over zijn dorp maar wat we echt wilden weten moesten we wel zelf vragen. Hoe dan ook, het was daar rustig zitten. De brave man gaf dagelijks onderwijs in zijn hutje aan enkele kinderen. Na zijn uitleg gaf hij 500 CFA aan een van de twee jongens die ons vanaf de weg vergezeld hadden om te gidsen. Ze namen ons mee tot aan het graf van stamvader Biton Coulibaly en tot aan de oudste moskee van Ségou. Die ligt langs het water, is heel klein (Madurodamachtig) maar chamant. Daar werden de gidsen 'averechts' en begonnen ze extra geld te vragen. Niet met den dezen. We dachten dat we al ongeveer alles gezien hadden an stuurden we hen wandelen en vervolgden zelf onze weg. Slenterend langs het water en door de nauwe steegjes. Veel was er niet meer te zien. Maar het was toch de moeite.
We waren toch fier op onszelf dat we heel alleen Ségou-koro gevonden hadden en dat we er met een minimum aan gidsen door geraakt waren.

Twee chefs bij elkaar


Het was nog maar elf uur toen we terug op de goudron stonden. We stonden daar een half uurtje te babysitten op de plaatselijke jeugd en waren opgelucht toen een Toyota 4x4 stopte en ons wilde meenemen. We kenden ondertussen al onze weg en lieten net voor ons hotel afzetten. Wat een luxe.

We rustten en schuilden een uurtje voor de hete middagzon maar konden het toch niet lang uithouden en gingen te voet naar het busstation voor Mopti. Het kaartje van de Lonely Planet is verouderd (getekend door een zekere Murphy?) zodat we moesten doorstappen tot aan de plaats waar we gisteren toegekomen waren. Pas om half een waren we er maar er bleek juist een bus vertrokken te zijn. De vriendelijke dame aan het loket zei dat we de volgende binnen een uur mochten verwachten. Valt in onze nog niet echt Afrikaanse ogen nogal mee. Die ogen moeten en zullen nog wel opengaan.
Ik ging broodjes en banaantjes halen (3 voor 100 CFA). Maar zelfs na het kopen van dit overheerlijke fruit mocht ik nog geen foto nemen van de mooie jongedame. Flauw…

Busje komt zo…busje komt zo. Aan het loket antwoordde de dame op onze vraag naar informatie encore quelques minutes de patience te hebben. Maar we bleven wachten en hoorden geruchten dat 'de bus in panne stond en naar de garage was. Misschien weet Murphy wel wanneer hij terug komt…'.

Het was uiteindelijk bijna kwart voor vier toen we aan het loket konden betalen (elk 2500 CFA) en we de achteraf gezien niet al te comfortabele bus op mochten.
Terwijl we aan het wachten waren was Jaak overal gaan vragen wie het stadje/gehucht/wijkske Koni kende. Want daar wilden we naar toe. Dokters van het ziekenhuis waar Jaak in België bij werkt, kenden daar een Vlaamse zuster die een dispensarium leidt. Jaak was ook eerst gevraagd een zak medicatie mee te nemen maar uiteindelijk, bleef het bij een geldelijke storting vooraf. De chauffeur vond uiteindelijk na lang zoeken iemand die hem kon uitleggen waar hij moest stoppen.

Om kwart voor zes stapten we van de bus en wandelden de paar honderd meter tot aan de 'missiepost'. Een vriendelijke, gekleurde non ontving ons hartelijk met fris water en koekjes in afwachting van de aankomst van de blanke Suzy die al heel de dag op ziekenbezoek was. Uiteindelijk kwam Suzy aangereden, stelden we ons voor en mochten we direct aan tafel aanschuiven om een stuk omelet mee te eten. De raakpunten tussen Suzy en Jaak die ooit nog in Ukkel Tropische Geneeskunde gestudeerd had waren nauwer en veelvuldiger dan vermoed en de hele avond (nou ja, tot halftien) werd besteed aan het uitwisselen van jeugdherinneringen en het babbelen over Malinese ziektes.

Ik beperkte mijn rol tot toeschouwer en afweerder van de ontelbare insecten die ons gezelschap hielden. De beten die ik daar opdeed zorgden nog weken voor krabplezier.

De kamer in het 'nonnenvervlijf'was heel proper: we hadden elk een bed met een muskietennet maar durfden bijna niet buiten te gaan plassen nadat we Suzy's gruwelijke en angstaanjagende verhalen hadden gehoord over slangen.

Zo besloten we onze Allerzielen in een katholieke sfeer en konden we met een gerust geweten gaan slapen.

Kamer bij de nonnekes

Dag 5: vrijdag 3 november 2000

Om zes uur moesten we opstaan van tante masoeur omdat zij om zeven uur begon te werken in het dispensarium en ze ons dan ook liever zag weggaan.
Na het ontbijt stonden we tegen kwart voor acht op de goudron waar we probeerden een bus te doen stoppen. Birdwatching was ondertussen onze bezigheidstherapie geworden. We vergaapten ons aan de termietenheuvels en de prachtige wevervogels. Het duurde een half uur vooraleer er een minibus stopte die ons tegen 14 uur afleverde in Sévaré (deelgemeente van Mopti). De chauffeur of zijn vertegenwoordiger vroeg de ronde som van 10.000 CFA wat wij natuurlijk véél te véél vonden. We geraakten het eens voor 6500 CFA voor ons beiden. Leek ons een treffelijke prijs. Vooral omdat het comfort in zo'n minibusje (vooral voor Jaak die een stuk groter is dan mezelf) niet te vergelijken was met de grotere beenruimte in een Somatra.
Omdat we toch al wisten waar we wilden logeren, lieten we ons begeleiden door een autochtoon (zonder te betalen) tot aan Hotel Oasis. 'Honderd meter' zei die gast. Hun spreekwoordelijke onderkenning van problemen konden we ondertussen al realistisch inschatten. Je mag hun afstanden gerust met tien vermenigvuldigen.

In het hotel kamer goedgekeurd en ingecheckt. Deugddoende douche en terug op weg.Hotel Ségou

Met een minibusje van Sévaré naar Mopti (12 km - ongeveer 180 CFA per persoon). We ondervonden later dat dit blijkbaar een richtprijs is en dat ze niet altijd juist kunnen of willen teruggeven op de briefjes die je hen geeft. Soms betaalden we een tiental CFA's minder, soms een tiental meer. Probeer dus altijd zoveel mogelijk je kleinere biljetten en munten te sparen zodat je met pasmunt kan betalen.

De gids die ons naar Oasis had gebracht bleef ons daar al lastig vallen omdat hij ons wilde gidsen naar Pays

(100.000 CFA per persoon voor vier dagen). Daarna was hij meegestapt tot aan het busje, betaalde zelfs voor ons maar in Mopti stond ik er op dat ik hem direct terugbetaalde. Ik probeer hem heel vriendelijk aan het verstand te brengen dat wij Mopti liever alleen zouden verkennen. Het duurde nog een hele tijd voor we hem konden afschudden en met een lang gezicht liep hij boos weg. Zijn probleem, quoi.

Het werd tijd om eens wat serieuze informatie te gaan inwinnen.
Bij Bambara Tours kost het 80.000 per dag per persoon om met een Toyota 4x4 naar Timbuctu te rijden (chauffeur inbegrepen). Met een pinasse (pirogue mét motor) zou het mogelijk zijn om voor 650.000 CFA naar Timbuctu te varen (plaats voor 10 à 20 personen). Maar probeer maar eens om op korte tijd zoveel mensen samen te krijgen in een kalm reisseizoen… Beide opties leken ons verschrikkelijk duur en we informeerden zelfs niet meer voor Dogon.
We gingen naar Ashraf Tours (het hoekje om) waar we een all-in trip (vervoer heen en terug, eten, overnachtingen, zakgeld voor de chefs de village…) konden boeken voor ofwel 90.000 CFA per persoon ofwel voor 65.000 als we ons wilden aansluiten bij een groepje van vier Belgen die ook die dag geboekt hadden. Deze laatste optie leek ons de beste.
We betaalden onze 130 000 CFA in Frans geld (1300 FF) en konden met een gerust gemoed de rest van de dag wandelen. Ashraf zou ons morgen komen ophalen aan ons hotel, ons meenemen naar Mopti waar we een ontbijt zouden krijgen en dan waren we weg, het avontuur tegemoet…

We wandelden langs de haven door de heel drukke, levendige maar soms ook stinkende straatjes tot aan de moskee waar we een jongetje 300 CFA (ipv de gevraagde 500) gaven voor een foto van op het dichtste dakterras. Het loonde de moeite niet. Het uitzicht was niet echt mooi en de moskee is, in vergelijking met de andere in Mali, pure kitsch doordat de onderste muren gebetonneerd zijn in plaats van uit originele leem te bestaan. O ja, het mannetje dat ons de weg had getoond wilde natuurlijk ook geld voor zijn moeite. Vergeefse moeite…

Ondertussen had ik wel al enkele telefoonkaarten van 10 unités kunnen kopen (1500 CFA per stuk). De twee telefoonhokjes aan het Sotelma kantoor, naast de post, werkten allebei niet zodat ik mijn belpoging nogmaals moest uitstellen.
Terug de andere kant van Mopti op naar Bar Bozo. Ga daar best niet onder het licht zitten want daar zoemen véél te véél muggen. Wij verplaatsten ons nog voor we ons eten kregen. Langs de weg hadden we al een paar keer de prijs van postkaarten gevraagd (redelijk zeldzaam anders in Mali) en de man die ons aan tafel kwam lastig vallen bood goede waar tegen 200 CFA per kaart. We bestelden er onmiddellijk een kleine dertig en kregen nog wat korting.

Na het eten gingen we rond halfacht naar de taxistandplaats waar iedereen ons probeerde wijs te maken dat er geen baché's meer zouden komen zo laat op de avond. Bullshit. Na een kwartiertje konden we weg voor 210 CFA i.p.v. de 2000 die de taximan ons vroeg. Afzetters zijn het. Of nee, ze proberen het en dat is hun volset recht: het is hun broodwinning. Jammer genoeg hebben ze aan één nee niet genoeg.

De Sotelma antenne met haar rood lichtje zie je al van heel ver staan en is dus niet te missen. Ik kon amper een minuutje bellen met mijn dochter voor twee kaartjes van 10 unités. De gemiddelde prijs zal dus wel ergens rond de 180 Fr per minuut liggen. Nog nooit zo duur getelefoneerd in heel mijn leven.

Op onze kamer maakten we onze bagage (toch dat kleine beetje voor in de dagrugzak) klaar om morgen eerst naar Mopti en dan naar Dogon te vertrekken. Oef, eindelijk iets te beleven. Ik snak ernaar.

Bij ons slaapmutsje in de tuin kwam dezelfde gids van deze morgen ons vragen of het goed was dat we met hem zouden meegaan naar Dogon. Toen we hem voorzichtig zeiden dat we elders geboekt en betaald hebben, schoot hij me daar in een Franse kolère en maakte ons uit voor leugenaars, woordbrekers en nog van dat moois. Toen ik hem uiteindelijk in ook nogal bitse bewoordingen zei dat hij ons moest gerust laten, snauwde hij dat ik 'très méchant' was en dat hij naar de marabout zou gaan. 'Ik laat het daar niet bij, jullie horen er nog van'. En weg was hij. Naar Murphy ???

Dag 6: zaterdag 4 november 2000

Eindelijk. Vandaag naar Dogon. Vol goede moed stonden we om zes uur op, checkten ons rugzakje (videocamera, fototoestel, tandenborstel, tandpasta, shampoo, een sweater en een lakenzak, dat was alles wat ik bijhad). Om acht uur haalde een auto onze bagage op en een half uur later waren wij aan de beurt. Onze vier metgezellen zaten ons al op te wachten in de 4x4.
We reden dus niet (zoals ik gedacht en meegerekend had) naar Mopti om te ontbijten maar direct naar Bandiagara. Het was een heel stofferige weg maar ze zijn volop (nou ja) bezig hem her aan te leggen zodat het Dogongebied binnen afzienbare tijd helemaal ontsloten zal zijn voor het massatoerisme.

Om elf uur stonden we in Bandiagara en stapten over in een Peugeot die ons naar Dziguibombo bracht.

Dziguibombo
Het eerste Dogondorpje van onze trektocht. Tijdens de verkennende wandeling waren we al onder de indruk van de graanschuurtjes en de toguna. Dit is de vergaderplaats van de wijzen die zo laag gehouden worden om te vermijden dat er teveel verhitte discussies zouden zijn. Al iemand zich te veel opwindt en opsringt, springt hij met zijn hoofd tussen de balken zodat de krtiek rap overgaat in gejammer. TogunaOnze gids gaf telkens een heel boeiende uitleg die maar éénmaal gestoord werd: in een hutje speelde op de radio 'Dancing in the dark' van Bruce Springsteen. Van een anomalie gesproken. Na de hete wandeling mochten we weer in de schaduw gaan rusten tot de spaghetti ons rond dertien uur werd opgediend. Een sausje van tomaten en uien werd erbij geserveerd.
O ja, eerst werden de colanuts aan de chef de village aangeboden. De andere vier Belgen hadden er in Mopti (bij Ashraf gekocht) 8000 CFA per kilo, 12000 voor 1 ½ kilo. De noten geven de oude, wijze mannen weer energie. Wordt gezegd. Zal wel, het is gewoon een soort opwekkend middel, een soort drug.
Ik verwaterde naar de prachtig gesculpteerde deuren en trapjes en had zin om een deurtje mee te nemen naar huis maar het gewicht deed me van dit plan afzien. Ook heel typisch en behoorlijk zijn de tabouretjes die als huisraad gebruikt worden maar die ook bijna allemaal versierd zijn. Dat zou wel nog te doen zijn om mee te nemen naar huis.

 

Het souvenirschuurtje had aftrek maar we kochten nog niets. Eerst even de markt en de prijzen verkennen. Ik koop nooit onmiddellijk en soms heb ik dara dan spijt van omdat ik het later niet meer tegenkom. Maar dat is een keuze die je maakt.
We gingen elk om beurt douchen in een donker hok (met de zaklamp mee) en bleven babbelen tot rond 22 uur.

Het werd een lange nacht: hoewel er een stevig briesje stond bleef het toch nog te warm. Daarenboven was het bed veel te hard. Gelukkig waren er nauwelijks muggen.

Tegen zes uur verving de zon de maan we waren wij klaarwakker.


Dag 7: zondag 5 november 2000

Ons ontbijt kwam er aan rond halfacht (dagelijks stipt rond dezelfde tijd). Oliebollen van gierst met confituur en nescafé of thee. Ons eerste vermoeden dat die bollen wat zwaar op de maag zouden liggen was onterecht en het smaakte ons enorm lekker.
Om acht uur deden we een uitgebreid stadsbezoek van Kani-Kombolé
Daarna stapten we naar

Telli
We arriveerden er rond elf uur en bezochten eerst de rotsen met de Tellem (de vroegere bewoners) woningen. Het werd een klautertochtje over de rotsen. Foto's genomen, genoten van het uitzicht. Terug beneden kregen we voor de verandering rijst met kip. Het smaakte ons nog altijd - omdat we honger hadden - maar toch al iets minder.
Tijdens de middagpauze gingen Huguette, Karla en ik bij onze gids en zijn vrienden zitten en genoten, ondertussen een praatje slaand, van hun theeceremonie die traditiegetrouw driedelig is. Het eerste kopje is voor de dood, het tweede voor het leven en het derde voor de liefde. Het hele spel duurt zo ongeveer een half uur en je mag niet vies zijn van de glazen die iedereen aan zijn mond zet en doorgeeft om een slokje te nemen. Dogon, onze gids, is ook specialist in handleeskunde en probeerde van ons de huidige familiesituatie in te schatten en de toekomst te voorspellen. Hij zat er hier en daar wat nevens maar hier en daar zat er toch een kern van waarheid aan.

Toch hadden wij meer negatieve bedenkingen dan positief geloof.
Om halfvier (ons vast uur) vertrokken we naar

Endé
Waar we twee uur later arriveerden. We voelden ons al onmiddellijk in een andere, minder aangename stemming: Endé is véél en véél commerciëler dan de rest van het Dogongebied. We zagen er bijvoorbeeld een colonne Toyota's met rijke toubabs passeren en je wordt er meer dan elders lastig gevallen door souvenirverkopers. In het traditionele schuurtje kocht Jaak toch een beeld dat hij na lang afdingen voor 9000 CFA op de kop kon tikken (ook letterlijk).

Het leuke aan Endé was dat er die dag een avondmarktje was waar we gezellig rondkuierden. Natuurlijk mochten we ook daar geen foto's nemen maar dat stoorde ons niet. De aangename drukte en gezelligheid raakten ons te meer omdat het was het niet de bedoeling ons van alles aan te smeren. Het marktje was er voor de plaatselijke bevolking en dat uitte zich in het totaal ontbreken van souvenirs. Terug in het dorp dronken we een Castelke als aperitief en kregen…jawel, spaghetti met een heel pikante saus. Ondertussen waren we ons elk om beurt gaan wassen in de douche buiten: 4 muren met een gat in de grond. Vuil en donker maar toch beter dan in een stinkend kot binnen.

Na het eten nog wat blijven babbelen met de gids en enkele dorpelingen die allemaal grondig de geneugten van de Pastis hadden verkend. Een paar waren er dronken en probeerden ons wijs te maken dat de chef de village alcoholicus was. Komaan zeg. Wat je zegt, dat…We sleurden onze matrassen naar boven en installeerden ons op het dak liggen. De matrassen waren heel wat comfortabeler dan de eerste nacht en dus sliepen we beter, veel beter.

Dag 8: maandag 6 november 2000

Toch weeral om zes uur wakker van de koude, het licht en het lawaai van de mensen die ook stilaan in gang schoten. Als ontbijt kregen we een bruin stokbrood met abrikozenconfituur en thee of koffie. Lekker. We beklommen de rotsen op weg naar de Hogon. Het was pas acht uur in de morgen maar toch al heet genoeg om ons te doen zweten.
In de Lonely Planet en andere gidsen lees je dat de Hogon een soort opperpriester is waarvoor je respect moet hebben. Toen wij die wijze man zagen zitten durfden wij bijna niet kijken, noch minder spreken en al helemaal geen foto's nemen. Tot onze gids en zijn vriend ons een hoop zaken uitlegden, ons gerust stelden en tenslotte zeiden dat we gerust pictures mochten nemen. Met enige schroom deden we dat ook maar toen de wijste der wijzen ons uitnodigde om samen met hem vereeuwigd te worden, weigerden we beleefd maar categoriek. De mythe was weg. Het was dus, net als overal, nep en pure commercie. Achteraf zouden we verzocht worden een fooi te geven aan de 'arme, oude en wijze man'. Nee, niet met ons. Ontgoocheld daalden we weer af om met onze twee pootjes weer op de begane grond te landen.
We haalden onze handbagage en vertrokken naar

Yala-Talu
waar we zoals gewoonlijk kort voor de middag arriveerden. In dit dorp is werkelijk niets te zien maar juist daarom is het nog zo echt en authentiek. Terwijl wij zaten te wachten zagen we de vrouwen van het dorp een kip zoeken, kelen, pluimen en uitbenen. We zagen hen het vuur aansteken en ons middagmaal klaarmaken. Net onder onze ogen, terwijl we zaten te wachten. Ze kookte echter niet lang genoeg want ze was nog atau toen we ze op ons plastieken bord kregen.

Het leven zoals het is.

Ondertussen werden we lastig gevallen door enkele nog levende kippen die rond onze voeten scharrelden (het waren nu eens niet de mensen die lastig waren) terwijl we zaten te eten. Als dessert kregen we elk een paar stukken heerlijke pastek. Dit is een enorm grote watermeloen die zowel sappig, voedzaam als lekker is. Er zouden er nog komen tijdens onze reis, daar waren we op dat ogenblik al van overtuigd.
Het zat daar ook vol van de vliegen zodat ik daar allesbehalve rustig zat. Ik wilde een poging doen om het stadje te verkennen maar ik heb het nog nooit zo heet gehad in heel mijn leven. Na een schamele vijf minuutjes had ik liever de vliegen dan de zon. We bleven ons daar vervelen en trokken uiteindelijk verder naar

Benigmato
Een Dogondorpje dat boven op de falaise ligt. De weg ernaar toe is schitterend. Eindelijk zie je eens wat groen (je wandelt door een soort vallei), zie je bomen, struiken, indigoplanten en nog meer van dat moois. Doordat grote gedeelten van die vallei regelmatig in de schaduw van de rotsige bergwand liggen heeft het groen meer kans om te groeien en te bloeien. Mirakel: we kwamen zelfs een bronnetje met stromend water tegen. Hoofd, armen en voeten waren heel blij.
Om halfzes stonden we boven op de falaise, Adembenemend uitzicht.
Pas aangekomen hoorden we van onze gids dat de vrouw van de chef du village pas overleden was. Ze zou 120 jaar geworden zijn. Na heel wat gepalaver en misverstanden geraakten we er nog altijd niet uit hoe oud ze volgens onze jaartelling nu zou moeten geweest zijn. De Dogon rekenen immers in weken van vijf dagen en kennen maar twee seizoenen (regen- en droog). Honderdtwintig jaar leek ons heel oud en ongeloofwaardig in een land waar de gemiddelde levensverwachting van een vrouw niet meer dan 48 jaar bedraagt. Ook vertelde de gids dat ze vijf dochters had waarvan de jonge (of oudste? ) vijfentwintig was. Lijkt dus ook al niet in overeenstemming met haar leeftijd.
Soit, kort nadat we het hele verhaal gehoord hadden zagen we de lijkstoet inderdaad passeren. De dochters en kleindochters van de overleden vrouw droegen het omwikkelde lijk in looppas naar de begraafplaats. Ondertussen jammerden en klaagden ze zo luid dat wij er heel stilletjes bij zaten te kijken. Het helse kabaal duurde maar enkele ogenblikken en na korte tijd kwamen de vrouwen al terug, ogenschijnlijk gezellig keuvelend. Op de terugkeer vertellen ze aan elkaar verhalen uit het leven van de overledene, zowel goede als slechte. Dit is hun manier van afscheid nemen. De vrouwen gingen dan terug naar het dorp waar ze de mannen vervoegden en het feest dat normaal een hele week zou duren, kon beginnen. Een week van feesten en rouw tezelfdertijd.

Tegen de avond was onze gids, volgens mij wat niet meer in optima forme en interesseerde hij zich niet zo sterk meer voor ons. Hij deed wel zijn best om antwoord te geven op onze vragen maar zonderde zich meer en meer af, was altijd moe en zei niet veel meer. Waarschijnlijk hebben wij daar een unieke kans gemist om een begrafenisritueel mee te maken met dans, maskers, dolo en al wat er bij komt kijken.

Wat hadden we ondertussen gegeten ? Driemaal raden. Vanmiddag kip met rijst dus vanavond… jawel, spaghetti. Het duurde heel lang voor we eten kregen en dus verorberden we maar eerst onze trekking biscuits die mijn vriendin voor ons had gekocht in de A.S. Adventure back home. Dertig frank voor een pakje ultragezonde, calorierijke en dus voedzame koekjes!? Moet ernog zand zijn? Fier als een gieter presenteerde ik iedereen van ons gezelschap een koekje. Gelukkig maar dat ze meehielpen knabbelen want alleen had ik ze niet allemaal kunnen opeten zonder kiespijn te krijgen. Iedereen bedankte vriendelijk voor een tweede trakteerronde. Een stuk (sic) harder dan soldatenkoeken, jawadde.
Een meisje met borstproblemen (mal aux seins) kwam medicamenten vragen. Jaak speelde marabout en legde haar uit hoe ze een Dafalgan moest innemen. Voor we gingen slapen kwam ze ons bedanken: het ging al beter.

Om 21h30 droegen we onze plastic matrasjes naar boven en gingen we weer een harde, korte nacht tegemoet…


Dag 9: dinsdag 7 november 2000

Om zes uur waren de oliebollen nog niet klaar maar we roken ze al… We bleven gezellig keuvelen tot 8h30 en vertrokken op weg naar onze laatste bestemming. Onderweg waren we allemaal moe van te weinig slaap, te warm en te weinig eten. Op den duur ook een beetje van teveel hetzelfde. De conversatie was omgekeerd evenredig met de vermoeidheid en dus miniem. De wandeling naar Dourou was niet zo heel mooi maar ook niet vermoeiend. Alleen een vijvertje met waterlelies kon ons bekoren zodat we met plezier daar even bleven rusten.

Dourou
Eindpunt van onze Dogontrip. We konden er iets drinken en vertrokken een kwartier later met de auto naar onze startplaats, Bandiagara.
Daar aten we mee met de plaatselijke bevolking (ofwel rijst ofwel to met een sausje). Die to is 's morgens redelijk vloeibaar maar wordt met de minuut harder - 's middags is het nog juist te doen. Een soort couscous en behoorlijk lekker.

Tussen kwart voor één en drie uur bakten we in een hete Peugeot naar Mopti waar we afgezet werden aan ons vertrekpunt: Ashraf. We strekten onze ledematen en konden beginnen met ons overleg. In die vier dagen Dogon hadden we het onderwerp Timbuctu allemaal een beetje vermeden.Onze nieuwbakken vrienden omdat ze dachten dat we sowieso zouden meegaan, wij omdat we (in de weinige privacy die we maar hadden) ons hadden afgevraagd of het financieel wel te doen zou zijn. De Dogon trek was net iets (niet veel) boven ons budget maar Timbuctu zou er serieus boven zijn. Niet alleen de reis heen- en terug moesten we rekenen maar ook de (dure) overnachting(en). We zonderden ons af in onze toguna, palaverden en besloten dat we het er voor over hadden. Je komt tenslotte maar éénmaal in je leven in Timbuctu of je wil er tenminste komen. Als Murphy maar geen roet…. Eerst moesten we echter nog wel geld geraken.

We legden ons probleem uit aan onze vier kompanen en aan de Ashrafmensen. En gingen op zoek naar geld.

Onze eerste poging liep verkeerd af: de banken in Mopti waren gesloten. Het was al te laat op de middag.
Western Union was de tweede mogelijkheid. We zouden geld kunnen laten overschrijven vanuit België. Probleem: jawel, het bureau was toe tot morgen. Murphy is ons weeral gevolgd. Hij was het ook die ons meedeelde dat alleen maar in Bamako geld kon afgehaald worden met VISA. Deze zomer waren twee Zwitsers met vervalste VISA-kaarten aan het werk geweest zodat alle banken die van af dan weigerden.
We zouden eventueel nog morgenochtend vroeg tegen acht uur naar België kunnen bellen om geld te laten transfereren maar ik wilde Catherine dat niet aandoen. Zij kent het systeem niet en moest in ieder geval werken. Zomaar weglopen van haar bureau gaat niet zomaar. Bij Ashraf hadden ze nog een oplossing: no problem, pay when you are back We leven niet graag op krediet zodat we hun vriendelijke aanbod afsloegen.

Met de tranen in de ogen (echt waar) namen we afscheid van onze nieuwe vrienden. Een jongensdroom die aan diggelen geslagen wordt. De pragmaticus in mij haalt het zoals altijd, van de dromer.

'Saluut en 't amusement. Stuur een kaartje, wil je'

Het was pas 16 uur en hadden dus vandaag nog tijd genoeg om onszelf te verwensen voor onze gierigheid én voor hun gebrek aan VISA-mogelijkheden.
Dan maar voor de zoveelste keer telecards gaan zoeken. Er is een nieuwe Sotelma (Société de Télécommunication de Mali) in Mopti die aan het experimenteren is met digitale telefonie. Na een hele uitleg eindigden ze met te zeggen dat hun diensten ophielden om 16 uur. Murphy, waarom doe je ons dit aan? Shit. De twee hokjes daar ter plaatse in Mopti werkten zoals gewoonlijk niet zodat we weer naar Sévaré zouden moeten. Daar waren alleen maar kaartjes van 10 unités te vinden. We hadden al kaartjes met langere beltijd gevonden maar dat leek nu eeuwen geleden. Naast de deur van de Sotelma kochten we postzegels (310 CFA per stuk) voor op onze briefkaarten.
Met onze rugzakken erbij betaalden we 600 CFA i.p.v. de normale 360. We hadden 's morgens onze bagage niet willen in Hotel Oasis achterlaten omdat we toen nog niet wisten waar we zouden slapen. Sliepen de andere Belgen goedkoper en/of beter? Zouden we nog iets anders tegenkomen?. We hoorden van de andere Belgen dat Motel Sévaré een heel stuk duurder was en eigenlijk niet beter.

Om halfzes konden we een douche nemen in ons hotel. Eindelijk, na vier dagen, eens op ons gemak onder een stromende straal. Ongelooflijk hoeveel stof er uit die poriën kwam. Bovendien had ik de indruk dat het nog een paar douchebeurten zou vergen vooraleer ik weer heel proper zou voelen.

Om zes uur waren we er weer klaar voor om de strijd met het avondstof aan te gaan. We stapten tot aan de Sotelma, een kwartiertje ver. Nergens een kantoortje open of een verkooppunt te zien maar een vriendelijke, behulpzame man bracht ons naar een familie die naar tekenfilms zaten te kijken. We zaten ondertussen aan de achterkant van het gebouw en geraakten uiteindelijk toch aan kaartjes van 10 unité's. Onmiddellijk 5 kaarten gekocht. Zeker spelen nu ik er gevonden had.
Ik was heel zuinig en belde slechts twee maal een half minuutje (tweemaal een kaartje dus) om te melden dat we de Dogon overleefd hadden en dat het goed was geweest.

Een half uur later luisterden we op onze Wereldontvanger wat naar een Nederlandse zender en bestond ons sober avondmaal uit brood, kaas en water.

Jaak deed een uitgebreide was op de binnenkoer terwijl ik enkele trefwoorden in mijn dagboek neerpende.

Om acht uur gingen we naar de bar en dronken elk vier grote pinten. Het was kwart voor één toen we volledig uitgeput naar bed strompelden. We hadden, in gedachten, nogmaals onze Dogontrip beleefd, hadden Murphy verwenst. Naarmate het bier naar ons hoofd steeg gingen we hoe langer hoe meer de filosofische toer op. Ik wil hier niet de hele discussie uit de doeken doen maar het ging over de échte waarden in het leven: Koopt Jaak een afwasmachine of gaat hij vier vijfden werken?

Say no more.

Dag 10: Woensdag 8 november 2000

Wakker geworden om … kwart voor twaalf ('s middags, niet 's nachts…) Verschrikkelijk beschaamd dat ik zo mijn tijd verdoe terwijl we slechts een goede twee weken hebben. Een halve dag verslapen. Erg. Het was niet de eerste keer dat we vier Castels dronken maar wel de eerste keer na een trektocht die blijkbaar toch uitputtender was geweest dan we hadden gedacht. Of worden we een dagje ouder? Kan ook. Ik had voldoende aan een Sedergine en een ijskoude douche om een half stokbrood met smeerkaas binnen te krijgen. Jaak sliep nog eens twee uur langer en kreeg dan ook een beetje trek in eten.

Het werd een snipperdag. Na het wegvallen van Timbuctu hadden we toch tijd genoeg en dagen op overschot. We bachéten naar Mopti, postten onze kaartjes en wandelden op onze dooie gemak langs de haven en markt. Ik had voor de zoveelste keer ons kaartje verkeerd gelezen en had de souvenirmarkt langs een andere kant ingeschat. Een jonge man vergezelde ons naar waar we moesten zijn. We waren de kraampjes op een paar meter na gepasseerd. We deden enkele winkeltjes aan tot we onze goesting vonden bij Souleyman (BP 6 is zijn adres). We bleven daar nogal lang zitten en konden bijna alles kopen wat we zochten. De Malinese, legendarische gastvrijheid gaat niet zo ver dat de vriendelijke man ons thee of sigaretten aanbood, zoals de gewoonte is in Syrië of India…

Tegen kwart na zes zaten we in de Regal waar we elk een brochette met frieten vroegen. De prijs van 250 CFA voor een stuk vlees leek ons heel weinig zodat we er twee vroegen, gelukkig maar. Eerst dienden ze de lekkere frieten op waaraan we heel zuinigjes begonnen omdat we hoopten dat de brochettes rap zouden volgen. Blijkbaar wachtten ze tot onze frieten op waren om met het vlees te komen. Tamelijk taaie, kleine brokjes maar toch heel lekker. Proper restaurant

'Vanaf zeven uur zijn er geen bachés meer naar Sévaré', probeerden ze ons wijs te maken. Natuurlijk probeerden ze ons een tienmaal duurdere taxi aan te smeren. Wij negeerden hen, bleven ter plaatse staan en na tien minuten konden we voor de normale prijs, mét een baché, naar ons hotel.

We laadden al onze koopjes uit en gingen nog maar eens naar de bar. Jaak had nadorst en dronk één pintje. Ik hield het bij water om mijn lever wat rust te gunnen. We vulden ons dagboek bij, noteerden alle souvenirs en berekenden de werkelijke kostprijs. We hadden 22.000 CFA betaald i.p.v. de 38.000 die de verkoper uitkwam als hij alles optelde. We geraakten het eens over een berekeningcoefficient van 0,6. Dus voor iets meer dan de helft krijg je het gevraagde. Hebben we elders ook ondervonden (waarschijnlijk in Dogon niet)

We gingen tegen 22h naar ons bed maar geraakten moeilijk in slaap. Het was vanmorgen te laat geweest en we hadden niet veel gedaan…

Dag 11: Donderdag 9 november 2000

Vroeger dan gisteren maar op ons normale uur wakker: zes uur. Ik ging brood halen en met een beetje kaas en water erbij, kon onze maag de dag weer gerust tegemoet zien.

Tegen acht uur stonden we aan de haven. We hadden ons voorgenomen géén georganiseerde trip langs de verschillende dorpjes te boeken en alleen maar van de pirogue gebruik te maken om heen en terug te varen. De gids die ons gisteravond een kaartje gegeven had met naam en adres van zijn grand frère leidde ons naar een pirogueir die ons na lang palaveren wilde meenemen naar de overkant voor 4000 CFA. We wilden meevaren, enkele dorpjes te voet aandoen en zelf beslissen hoe lang we wilden blijven. We konden en wilden dus geen uur afspreken om terug te keren en vroegen een one way. Hij begreep het niet al te goed maar nam ons toch mee. 'Jusqu'au premier village'. 'D'accord'.
Nu, het eerste dorp is een touaregdorp op een eilandje. Daar stonden of beter, daar zaten we in zijn boot. We konden niets anders doen dan op zijn voorstel om ons een paar uur rond te varen, ingaan. We kwamen de ronde som van 27.000 CFA overeen om ons rond te begeleiden tot 14 uur.

Ik was boos op mezelf omdat ik het enerzijds veel te veel vond en ik me daarenboven in de luren had laten leggen. Anderzijds konden we ook niet weten dat de rivieren daar niet zijn als bij ons. Er is daar niet één rivier en twéé oevers; er zijn enorm veel waterlopen en nog meer eilandjes, dorpjes en oevers.

We stopten aan vier dorpjes. De eerste halte was een combinatie Peul/Bozo maar flauw: niets te beleven of te zien.
De tweede was alleen Peul met een heel mooie moskee. Veel te veel lastige kinderen. Onze gids moedigde ons aan om foto's te nemen van de mensen. De kinderen hadden het graag maar de meeste volwassenen niet. Hun protesten werden weggelachen door de gids. We voelden ons er eigenlijk niet zo heel goed bij maar konden het toch niet laten.

Het derde dorp was een Bozodorp, rustig en authentiek en op het vierde stopje waren we al terug bij de touaregs waar we blijkbaar alleen maar halt hielden om ons souvenirs te laten aansmeren. We lieten ons natuurlijk niet doen, wat dacht je. Onderweg hadden we vissers bezig gezien tussen het riet maar wat we nooit zullen vergeten zijn de tientallen prachtige vogels (reigers, roofvogels…) die je constant van heel dicht kunt bekijken.

Tegen 14 uur waren we, zoals afgesproken, terug. Eerst gingen we informeren bij de bushalte van de Somatra of we konden reserveren naar Djenné. Jawel, reserveren kon maar dan alleen tot aan de carrefour naar Djenné. Vandaar zouden we moeten proberen een passerende bus aan te houden. Het zou ons elk 1500 CFA kosten. We boekten nog niet en wilden afwachten of we niet rechtstreeks van Sévaré in Djenné zouden kunnen geraken. O ja, vanuit Mopti gaan er bachés rechtstreeks naar Djenné (2500 CFA per persoon). Die prijs leek ons billijk maar dan moesten we 's morgens eerst met de rugzakken van Sévaré naar Mopti tjolen en voor dat vervoer ook nog dubbel betalen. Zou het echt niet anders kunnen?
Aan de Somatra vulden we nog onze twee flessen water om beter te kunnen nadenken

We hadden nog wat rondgewandeld en een pastek gekocht. Omdat dat stuk fruit zo zwaar is om te dragen zochten we zo snel mogelijk een schaduwrijk plaatsje om het te verorberen. Tegen 15 uur zagen we een bank aan het Ministère de Travaux Publics, Cartographie et Topographie. De bank stond wel binnen in hun domein maar toch riskeerden we het ons daar neer te vleien om te genieten van de soort watermeloen die we langs de Niger gekocht hadden. We hadden er 500 CFA voor betaald (100 fr. per kilo???) We kregen hem maar half op en gaven de rest aan de kinderen die daar speelden. We lazen enkele hoofdstukken in ons boek en raakten stilaan het Afrikaanse ritme gewoon.

We deden bijna niets en als we het deden deden we het zo traag mogelijk.

We vonden een boekhandeltje waar niet veel interessante dingen te vinden waren en gingen een foto nemen van Souleyman zijn kraamke.

Jaak had zin in een aperitief zodat we nogmaals door de drukke, stinkende volksmarkt van de haven van Mopti naar Bar Bozo stapten. Toen we daar aankwamen viel onze frank (rijkelijk laat, zoals gewoonlijk) dat ze daar alleen kleine Castellekes hadden. Voor grote mensen als ons een redelijke ontgoocheling en veel geld (600 CFA). We hielden het maar bij één consumptie.

Tegen kwart na zes zaten we nogmaals in de Regal waar we voor de verandering vis vroegen. Murphy zette de elektriciteit uit zodat we met een mager kaarslichtje moesten trachten de graten van de vis te scheiden. Geen gemakkelijke opgave. Het beest was nogal vettig zodat het een glibberige bedoening werd. Het smaakte ook niet zo goed als gisteren. Daarenboven kregen we geen vork, alleen een mes zodat ik maar net als de plaatselijke bevolking met mijn handen at.
En ik had al niet teveel honger. Mijn maag zat verwonderlijk genoeg direct boordevol. Niet van mijn gewoonte.

Scheelt er iets???

Met de baché terug naar Sévaré, douche genomen en naar de bar.
Dagboek, geld tellen en een pintje drinken. Smaakte me ook niet echt. Was ist los? Wat heeft Murphy nu weer uitgespookt?

Dag 12: vrijdag 10 november 2000

Om zes uur pistolets gaan halen. Rond halfacht op ons gemak naar de goudron. Normaal zou de Somatra vanuit Mopti rond 8h30 arriveren maar het werd iets later. We zochten schaduw langs de kant van de weg en begonnen aan onze geliefde Malinese bezigheid: wachten. Een (gepensioneerde?) postbode had medelijden met ons en bracht twee stoelen. Prachtig. Hij babbelde graag en kwam ons een tijdje later melden dat hij gebeld had naar Mopti en dat de bus op komst was. Dat komen kwam er niet al te rap. 'Busje komt zo, ja mijn voeten'…' Pas rond kwart voor tien zagen we de bevrijding naderen. (1500 CFA per persoon Sévaré - carrefour)

Tegen halftwee stonden we aan de carrefour, de kruising van de goudron naar Djenné. Wij waren er redelijk gerust in dat we vlug zouden wegraken en durfden bijna niet uit het geïmproviseerde bushokje te komen, bang om de bus te missen. Na een half uur werden we het zitten turen een beetje beu en durfden we tot aan de overkant gaan om een frisse cola te drinken. Honger hadden we niet maar waarschijnlijk kun je daar toch wel iets krijgen. Ik begon me hoe langer hoe slechter te voelen. Ik was misselijk, had maagpijn en stond nogal wiggle waggle op mijn benen. Verpleger Jaak en ikzelf besloten na wikken en wegen en eliminatie van allerhande tropische ziekten dat ik waarschijnlijk gisteren een lichte zonneslag had opgelopen. Op een bootje onder een bewolkte hemel? Op de korte tijdsspanne van drie, vier uur? Kan dat, moet wel. Ik verdraag normaal heel goed de zon, verbrand bijna niet, word zelfs mooi bruin maar de combinatie van water, wind en de verschroeiende Malinese hitte was er teveel aan geweest.

In het begin passeerde er nu een dan wel eens een bus of een auto maar ze stoven allemaal door, richting Bamako, rechtdoor dus. De sporadische wagen die afsloeg naar Djenné zat eivol en deed dus geen moeite om te stoppen. Jaak werd stilaan (nou ja, na een paar uur) radeloos en begon al noodscenario's uit te denken: 'Hier kunnen we niet slapen. Gaan we terug naar Mopti of door naar San? Ik, onverbeterlijke optimist, bleef erin geloven en zong maar van 'Busje komt zo, busje komt zo…'

Het was bijna drie uur toen een zwarte Mercedes stopte en ons wilde meenemen voor 1500 CFA per persoon. Wel wat te duur waarschijnlijk maar we zaten comfortabel en het ging goed vooruit. We stopten na een halfuurtje aan een kleine nederzetting aan een watertje. Onmiddellijk kwamen ons daar weer een paar gidsen en touts van hotels lastigvallen. We dachten dat de chauffeur een dealtje had met de plaatselijke bevolking om juist daar te stoppen maar we hadden het mis. Het was de normale stopplaats voor de veerpont, de overzetboot naar het eiland waarop Djenné ligt.

Om halfvier waren we eindelijk in Djenné (bijna acht uur voor 130 km). We hadden ons onderweg niet nerveus gemaakt omdat we toch tijd genoeg hadden en we het Afrikaanse ritme van onthaasting stilaan gewoon werden.

De Mercedes stopte aan de Grote Markt en wij gingen te voet naar

hotel Kita-Kouro waar we een kamer konden krijgen voor 2500 CFA per persoon. Het stond ons niet al te veel aan maar we waren blij dat we iets hadden. In verschillende reisgidsen en reisverslagen wordt dit hotel aangeraden maar…
Boven is er een stinkkot (douche én wc) dat nooit verlucht wordt en waar ik toch (met figuurlijke neusknijpers op) een douche nam. We bleven eventjes voor de ventilator liggen op de kamer om de grootste hitte te laten wegwaaien en gingen terug op weg. Bij de eigenaar van het hotel bestelde Jaak zijn eten voor vanavond. Ik had er geen nodig. Ik had eigenlijk niets nodig.

Op onze kleine wandeling zagen we geen telefoonhokjes en na navraag moesten we vaststellen dat er geen waren in Djenné. Unesco of Murphy? Mijn voeten, het kon me niet schelen wie de vooruitgang tegenhield maar ik wilde bellen…Alle telefoons die een internationale aansluiting hebben waren bij particulieren. Die dag waren ze toevallig allemaal defect. Murphy had blijkbaar zijn broer meegebracht: mijn telekaartjes waren waardloos hier (alleen nog goed voor in de fotoalbums) en ik kon zelfs niet op een andere manier bellen.

We gingen een aperitief drinken bij Baba omdat ik zijn hotel wel eens wilde zien. Om te vergelijken. We deden samen met de vriendelijke eigenaar de ronde van het complex (kamers, toiletten restaurant, bar…) en bestelden onmiddellijk een kamer voor de volgende dag. Geloof de reisgidsen en reisverslagen niet die beide hotels dezelfde kwaliteit en prijs toeschrijven. Het verschil is té groot om te twijfelen.

Jaak ging eten bij Kita-Kouro waar we aan tafel het gezelschap kregen van een Amerikaans kletswijf. Haar belevenissen interesseerden ons maar matig maar het deed deugd nog eens Engels te kunnen praten.

Jaak was nog niet moe (we hadden immers die dag weer niet veel gedaan) en wilde nog een glas drinken bij Baba. Ik gunde het hem maar zat meer te geeuwen dan wat anders. Ik kon zelfs bijna geen water binnenkrijgen. Anderzijds bleef het weinige dat ik al gedronken had er toch in. Succes. Murphy is toch niet almachtig. Ik had de hele dag geleefd op twee of drie cola's en twee flessen water en ik voelde me…zwak.

Om 10 uur waren we op onze kamer maar door de hitte en mijn draaierigheid geraakte ik niet in slaap voor 12 uur. Claustrofobische slaap en wrede nachtmerries.

Djenné hotel

Dag 13: zaterdag 11 november 2000

Om acht uur op (later dan gewoonlijk maar toch voelde ik me nog niet uitgeslapen…) Plasje doen, inpakken en wegwezen.
Onze ochtendlijke douche hadden we uitgesteld tot bij Baba. Oef, dat deed deugd.
Jaak maakte tijd vrij om uitgebreid mijn door een zonneallergie aangetaste voeten te verzorgen en zorgde ervoor dat ik zonder problemen weer de baan op kon.

Gisteren hadden we een bord gezien dat er bij BABA fietsen te huur zouden zijn. Dat leek ons wel iets omdat we ten eerste sportief zijn (of we willen dat graag zelf geloven) en ten tweede omdat we dan geen last zouden hebben van gidsen. Huurprijs 3000 CFA per dag per fiets.
De eerste fiets was er dadelijk maar de tweede moesten we gaan ophalen bij de velomaker. Hij was nog bezig een lekke band te stoppen. We moesten hem betalen (1000 CFA) maar dat bedrag zou ons in mindering gebracht worden bij onze eindafrekening. Na nog een halfuurtje wachten (ze hebben niet veel goed gereedschap en kunnen dus niet rap werken) konden we vertrekken maar we waren nog de Grote Markt niet overgestoken of Jaak reed weeral lek. Hij is blijkbaar de fietspechvogel op reis. Ook in Vietnam had hij de slechtste fiets en reed hij lek.

Terwijl Jaak nogmaals zat te wachten bij de velomaker zocht ik de mens met zijn telefoon. Is het nu Murphy's beurt om ziek te zijn? De telefoon werkte (stinkend duur 2755 CFA per minuut voor België). In een half minuutje had ik mijn moeder verzekerd dat alles goed was en vice versa. Meer moet dat niet zijn. Toch 1500 CFA lichter. (= een halve fiets, een avondmaal, twee Castels, 45 bananen…)

Eindelijk om 10 uur weg naar Senasse, het dorpje dat hier en daar als typisch én interessant wordt beschreven. Het begin van onze fietstocht was redelijk. We hotsten en botsten wel een beetje maar waren toch alleen (zonder gids) en vonden onze weg. Door de hitte en het zandparcours werd het rijden toch lastig en we stopten nu en dan eens om wat te drinken en om schaduw te zoeken. Met Senasse in zicht kwamen we aan het water en gelukkig waren er daar ferry's. Voor 1000 CFA mochten twee personen en twee fietsen aller et retour. Wankele bootjes en jonge chauffeurs waren een niet zo evidente combinatie. Op ons ongemak waren we echter niet omdat het plasje nauwelijks diep genoeg is om in te verdrinken. Maar zouden er geen krokodillen zitten of Murphy's?

Senessa heeft een mooie moskee maar daarmee is ook alles gezegd. We hadden misschien wel het ongeluk dat we tegen de middag arriveerden zodat er bijna geen beweging 'op straat' was. Van de kunstenaars was er ook geen sprake. We rustten tegen een boom en kregen nog meer schaduw door een zwerm kleine kinderen aan wie Jaak dan later ook nog stylo's uitdeelde. Gevecht in regel voor een paar bics. Wij vluchtten op ons bootje maar moesten toch weer betalen, ondanks de eerder gemaakte afspraken.

Op de terugweg lieten we onze benen afkoelen aan een eenzame boom./ We bleven daar een uurtje soezen (African time, weet je) en probeerden ons boek uit te krijgen.

Terug in Djenné stopten we alleen maar om onze flessen te vullen op de binnenkoer van Baba. Het was dan nog maar drie uur in de namiddag zodat we het wel zagen zitten omnog wat verder te rijden. Bijvoorbeeld naar Djenné-Djenno.

Monter en fris stapten we weer op, verlieten de stad, keken op het kaartje en bleven maar rijden. We beseften zelf na een tijdje dat we al veel te ver waren maar hadden nergens een zijwegje gezien. Wat nu gedaan? Terug en verder zoeken naar Djenné-Djenno, terug naar Djenné en er de brui aan geven of als derde alternatief: birdwatching.

Het werd het derde. Ons achterwerk en onze benen deden pijn van de oncomfortabele fietsen en we zagen het niet meer zitten om nog veel afstand af te leggen. We reden een stukje terug en installeerden ons langs de oever van de rivier, met onze fles water, onze koekjes, onze romans en vooral met ons fototoestel en videocamera. Zo'n grote natuurliefhebber ben ik nu wel niet (ik reis meer voor de cultuur) maar door het gebrek eraan) werd ik en vogelliefhebber tegen wil en dank. Nee, zo cru mag ik het niet stellen. Ik genoot met volle teugen van de diverse soorten gevederde vrienden die klapwiekend de stilte verstoorden: purperen reigers, zilverreigers, verschillende soorten wouwen en andere roofvogels. Twee prachtige ijsvogels kwamen steeds terug naar de dichtst bij ons zijnde boom. De zeldzaamste vogel die we slechts nu en dan zagen passeren was een helblauwe middelgrote vogel. Schitterend.

We fietsten op ons gemak naar huis en deden om halfvijf een wasje en douchten ons.

Onze aperitief namen we bij Baba en keken naar de schitterende postkaarten die Matjaz Krivic, de Sloveense freelance fotograaf die we daar ontmoet hadden, van zijn eigen werk had laten maken.

Al fietsend had ik een aankondiging voor een restaurant (La Fleuve) gezien. Omdat er in Kita Kouro of in Baba alleen maar toeristen en gidsen zitten en omdat het daar naar mijn mening nogal duur was, wilde ik eens elders gaan eten. Slecht idee. Een uur later stonden we vloekend alweer bij Baba waar we bij een pintje Castel konden vertellen over onze slechte eetervaring. Murphy als restaurantuitbater?

Dag 14: zondag 12 november 2000

Om zeven uur op en dadelijk ons ontbijt gaan zoeken. Nu eens geen gewoon stokbrood maar een soort lange, brede, grote pistolets voor 100 CFA het stuk. Jaak heeft graag koffie na zijn eten en we zijn dan maar eventjes in Baba's restaurant gaan zitten.
Op onze kamer had ik al deze morgen gezien dat de batterijen van mijn fototoestel het begeven hadden. Had onze vriend Matjaz reservebatterijen mee of kon hij iets anders aan het probleem doen? Alle hoop werd op hem gesteld. Maar natuurlijk was hij alweer weg, druk bezig met de beste plaats uit te zoeken voor de markt van morgen. We zien hem gewoonlijk wel enkele keren passeren per dag, dat komt dus wel goed.

Met frisse moed te voet naar Djenné-Djenno. Na de poort (uit de Lonely Planet) door een veldweg naar rechts en meer dan een uur gestapt zonder ook maar enige aanwijzing te vinden of we juist of verkeerd zaten. Naar het einde van onze wandeling toe werd het landschap mooier met meer water en meer vogels. Op het moment dat ik me begon af te vragen of we er nog niet waren - ik zag op de grond overal potscherven- kwam een nors uitziende man (de Murph) op ons toegestapt.
'Jullie mogen hier niet verder' 'Waarom niet, we mogen hier toch wandelen' 'Nee, je mag alleen maar op de site komen onder begeleiding' 'Zijn we dan al in Djenné-Djenno?' 'Ja, vooruit maak dat jullie wegkomen. Ga jullie aanmelden aan de Centre Culturel daar in het dorp (we zagen wel niet naar waar hij wees) en kom terug als je wil mét een gids'. 'Nee, dank je , kunnen we hier niet zomaar een beetje wandelen' 'Nee' 'Ik wil me een beetje neerzetten, ik ben moe van wandelen'. 'Nee, ga weg of ik neem jullie mee naar de gendarmerie…'

Hij werd bozer en bozer en ik wilde niet nog meer ruzie maken. We zijn dan maar honderd meter verder gegaan en hebben ons daar neergevleid. Hij deed hetzelfde op veilige afstand om ons in de gaten te houden.

Ik raapte uit het zicht toch enkele potscherven voor de kinderen en voor mezelf tot een jong kereltje kwam vragen of we naar de site wilden. We hadden nu al zover gestapt en hadden geen jus meer om te weigeren. We volgden hem maar tot aan enkele 'bezienswaardigheden'. Het enige wat er daar te zien is zijn enkele scherven die boven de grond uitsteken en muren van enkele centimeter hoog. Niet echt de moeite dus.

Om elf uur stonden we weer op straat en besloten dezelfde weg van gisteren te nemen om nog wat naar de vogeltjes te kijken.

Om halftwee wandelden we op ons dooie gemak terug en werden gestopt aan de controlepost bij het binnenkomen van Djenné. We moesten daar een soort toeristentaks betalen. Ik had gelukkig de helderheid van geest (weg was die zonneslag) te zeggen dat we al sinds gisteren in Djenné waren en dat we toen al betaald hadden. Hij kan geen familie zijn van Murphy want hij geloofde mij op mijn woord..

Platte rust op de kamer en overleg wat we zouden doen. Morgen om twee uur na de markt naar Bamako of wachten tot dinsdagmorgen? We geraakten er nog niet uit. Matjaz arriveerde op de kamer, stelde zijn diagnose en kuiste mijn fototoestel. Volgens hem gaan batterijen maar een twintigtal rolletjes mee. Ik tel ze niet maar het moeten er heel wat meer geweest zijn sinds de laatste vervanging in Egypte (april 2000).

Na een korte rust gingen we slenteren op zijn Afrikaans en filmden we enkele straattaferelen, mooie gebouwen en loslopende jongeren. Uiteindelijk en tegen alle verwachting in vonden we toch batterijen gevonden (6500 CFA per stuk). We legden hetzelfde parcours af als een half uur, nu om foto(s te nemen in plaats van te filmen.

Tegen 17 uur waren we weer in ons hotel om het stof af te spoelen, we dronken een aperitief en maakten kennis met twee Vlaamse reizigsters. Om halfacht aten we samen met hen en hun gids(en) kip met couscous en bleven nog wat nababbelen tot het tijd werd om te gaan slapen.

Dag 15: maandag 13 november 2000

Joepie, marktdag.

Om zes uur waren we al op en ging ik weer pistolets halen. Ons ontbijt namen we op de kamer. We bleven twijfelen: vandaag vertrekken of morgen? We wisten het nog niet.

Op de markt waren ze al druk bezig met de voorbereidselen te treffen voor het spektakel.


We waren al wel eens rondom de moskee gaan wandelen maar nu gingen we straatje in, straatje uit tot we aan het water kwamen. Daar was echter niet veel te zien te beleven. We passeerden een ziekenhuis waar Jaaks beroepsmisvorming hem parten speelde. Ik overhaalde hem een blik binnen te werpen. Aan de muur hing een lijst met de prijzen voor de meest courante ingrepen en zorgen. Het was, naar onze normen, belachelijk weinig zodat ik het niet kon laten er een foto van te nemen. Toen ik een foto genomen had van de mooie binnenkoer sprong een van de Malinezen recht, vervloekte mij en eiste mijn filmrolletje.
Waar haalde ik het recht om foto's van hem en zijn vrienden te nemen zonder te vragen?. Ik probeerde met handen en voeten uit te leggen dat ik het gebouw trok, niet hem, dat Jaak verpleger was enz… Allemaal vergeefse moeite. Hij maakte een hele poespas en dreigde met de gendarmes. Met knikkende knieën draaide ik me om en ging weg. Het fotorolletje was bijna vol en er zaten onvervangbare dingen bij zodat het heel jammer zou geweest het te hebben moeten afgeven.

In Djenné belden we bij onze huistelefonist naar Nouvelles Frontières om te herbevestigen. We kregen het nummer van Sabena en konden ons daar op de retourlijst laten zetten. Ik belde ondertussen vlug nog eens naar mijn 85-jarige moeder die het goed stelde maar verlangde tot haar enige zoon en toeverlaat terug was.

Ondertussen was er op de markt al heel wat meer volk en stonden tientallen toeristen, gewapend met fototoestel of videocamera, op een dak om te filmen. We ontmoetten daar ook onze Dogonbelgen die net terug waren van Timbuctu. Met pijn in het hart luisterden wij naar hun enthousiaste verhaal van de reis ernaar toe. Timbuctu zelf was hen minder bevallen en de rit terug met een Toyota duurde 14 uur zodat ze geradbraakt toe kwamen in Mopti.

Na nog wat heen en weer gepraat besloten we vandaag de bus te nemen en reserveerden dan maar (4500 CFA pp en 1000 extra voor de bagage: 10.000 CFA alles samen). We moesten er om één uur zijn om in te checken.

Telefoontje naar Ilse (was in school gebleven voor haar jaarlijkse Kreadag). Pech voor allebei.

Gerief opgehaald bij Baba, onze rekening betaald aan Petit Frère Marc. Hij vroeg ons wat we gegeten en gedronken hadden (wij konden hem eigenlijk van alles wijsmaken maar zo zitten we niet in elkaar) zodat we samen met hem de rekening opstelden. Eventjes gewacht in de bar tot we naar de Markt konden om onze bagage achter te laten. Zonder die hinderlijke rugzakken deden we nog op ons gemak de zoveelste toer van de markt, fototoestel in aanslag. We kochten armbandjes en bananen.

Om kwart voor twee vertrokken we om non-stop door te rijden. Slechts op de ferry konden we eventjes de benen strekken. De weg tussen de overzetboot en de goudron was eventjes wiggle waggle omdat het zwaartepunt van de hoog gestapelde bus heel wat hoger lag dan normaal. Het wankele gevaarte kantelde in iedere put naar links of rechts. Op de goudron verliep alles normaal tot er wel een hele lange stop aankwam. De uitlaat was er afgevallen. Langs de weg gestopt: iedereen eruit om vervangstukken, een lasser en materiaal te gaan zoeken. Niemand kan je verzekeren hoe lang het zal duren, dus je wacht maar. Murphy als saboteur Na een half uur was ik het beu te zitten wachten en vond honderd meter verder een vrouw die iets aan het bakken was in frietvet. Het waren cassaves (langwerpige, zoete aardappelen) die in lange schillen gesneden werden. Een soort frieten dus, opgediend in krantenpapier en overgoten met een sausje van ajuinen. 50 CFA voor een kleintje. Lekker.

Tussen 16 uur 30 en 18 uur reden we weer verder. We hielden een korte Muslimstop om te bidden waarna we weer weg waren. Voor niet lang, zo bleek nogal snel.
Om kwart na zeven viel de CFA van de chauffeur dat het al een tijdje donker was en dat niet al zijn lichten brandden zoals het hoorde. Een stop gemaakt om een lampje te gaan zoeken. Een uurtje werk.

Toch geraakten we in Ségou. Omdat het ondertussen al halftien was en we ons niet onmiddellijk herkenden namen we een taxi naar het hotel ( 2000 CFA).

Vlug ingecheckt, bagage achtergelaten en naar het restaurant. De serveerster die serieus in de wind was kwam ons achtereenvolgens melden dat er brochettes waren, geen brochettes en dan weer wel. Telkens deed ze het dubbele van de normale afstand tot aan onze tafel. Zo kregen we natuurlijk nog meer honger. Als leeuwen verorberden we het vlees en de lekkere frieten. We dronken ook nog enkele glazen bier, kwestie van niet af te steken daar.

Slaapwel.

 

 

Dag 16: dinsdag 14 november 2000

Om zes uur al wakker en zoals gewoonlijk eerst een douche genomen.
Om zeven uur ontbijt voor Jaak in het restaurant en kamer vereffend. Serieuze discussie over prijs van de kamer. Ontbijt inbegrepen of niet? De eerste keer dat we in Ségou waren hadden we een kamer betaald maar was er geen sprake van een ontbijt. Maar inderdaad, hij had gelijk: het stond zo op zijn prijslijst.

Om acht uur stonden we op straat: twee bussen passeerden (Somatra en Bitar) maar ze stopten niet. Dan maar te voet naar de Gare de Routière: een half uur stappen in de brandende zon. Busreis kost 2500 CFA pp met nog 500 extra voor bagage. Om kwart voor tien waren we eindelijk vertrokken uit Ségou, weg naar Bamako en bijna weg naar huis.
Op de bus konden we nootjes kopen. Ik kocht onmiddellijk vier zakjes voor het thuisfront à 50 CFA per stuk.

Om dertien uur waren we terug van waar we twee weken vroeger gekomen waren: in Bamako.

We namen een taxi van Sogonido naar Grand Marché voor 2000 CFA maar hadden nog onze rugzakken bij. Niet echt ideaal om onze laatste paar uurtjes rond te kuieren.
We wandelden naar het Sabenagebouw waar we volgens de Lonely Planet onze bagage zouden kunnen deponeren. We vonden het beschreven ELF-station maar Sabena was verhuisd naar de andere kant van de stad. Gelukkig heette de vriendelijke man van het benzinestation geen Murphy en konden we toch onze rugzakken daar voor een uur of twee achterlaten.
Jaak kreeg het stilaan op zijn heupen van de honger zodat we maar vlug enkele banaantjes kochten om zijn maag tot zwijgen te brengen.

We volgden een plaatselijke man in de richting van de moskee door een wirwar van steegjes naar de markt. Toen hij maar bleef lopen vermoedde mijn compagnon dat hij deel moest uitmaken van de al even plaatselijke mafia en weigerde hij hem nog verder te volgen. Meer zelfs, hij wilde hem zo rap mogelijk kwijt. Uiteindelijk lukte het en kon ik mijn laatste cadeautje kopen. Oef, laatste probleem van de baan. Mainese Maffia, synoniem van Malinese Murphy?

Op de markt zelf zagen we ook de dikwijls beschreven en al veel van gehoorde fetisjen. Een akelige mengeling van apekopjes, slangevellen, haren van diverse vreemde beesten en allerlei soort vreemd tuig. Het was absoluut taboe daar foto's te nemen. Een opzichtige poging van mij werd weggewuifd en een stiekeme poging werd zelfs op vijandigheid onthaald. Laat het maar zo dan. Jammer, maar helaas.

We geraakten toch nog aan de moskee en kochten daar kleine ananaszakjes (100 CFA per zakje). Heel lekker, voedzaam en goed tegen de dorst.

Omdat we dan toch niet naar Timbuctu waren geweest en de laatste dagen in Djenné onverhoopt goedkoop uitvielen (fietsen, wandelen, zonneslag…) hadden we nog wat CFA's over om te verteren. Jaak en ik kochten beiden een slof sigaretten (7000 CFA voor Marlboro, 3000 voor Liberté, een plaatselijk merk)
Ondertussen had ik al een plastieken gietertje gekocht om thuis de planten water te geven.
Als klap op de vuurpijl had ik nog geld genoeg om te kopen waar ik al sinds onze Dogontrip naar verwaterde: een authentiek tabouretje voor een schappelijke prijs.

We haalden onze bagage op bij de vriendelijke man, bedankten hem uitbundig en vonden een taxi die ons naar de luchthaven wilde brengen voor 5000 CFA.

Tegen alle verwachtingen in konden we de dame aan de balie duidelijk maken dat wij én onze bagage in Zaventem wilden blijven. Pas de problème… We zien wel.
Om kwart na vijf konden we beginnen wachten tot het tijd werd om in te checken. Met ons allerlaatste geld kochten we nog wat blikjes cola, water en koekjes en dronken we in de duty-free zone een laatste klein Castelleke.

Saluut Mali

Dag 17: dinsdag 18 november 2000

Kwart na vijf weer voet op Belgische grond. We hadden gehoopt zo vlug mogelijk terug thuis te zijn maar we hadden zonder Murphy gerekend. Hij had onze bagage zoekgemaakt.

We wachtten een half uur aan de lopende band die op den duur niet meer liep. In Zaventem is er blijkbaar een speciaal bureau waar je je verloren gegane bagage kan aangeven. Dat wist ik toen nog niet maar nu wel. Heel vriendelijke en vlotte afhandeling van de formaliteiten. Je ziet dat ze het gewoon zijn. Geen sprake van vergoeding of beloftes.

We namen toch de trein naar Kortrijk en in het station daar belde ik Katrien om te zeggen dat we in Parijs stonden. Ze snapte het niet want ze hadden gebeld van Zaventem om te zeggen dat onze bagage gevonden was en nog dezelfde dag thuis zou afgeleverd worden. Weg surprise maar blij omdat de nieuwe maar héél vuile rugzak al terecht was.

Voor tien uur terug thuis, in het koude (meer dan 30 ° C verschil) Kortrijk. Dikke trui aan, zelfs twee en beginnen dromen van de volgende reis.

SOUVENIRS

 

Ik probeer het aankopen van souvenirs zoveel mogelijk uit te stellen tot de laatste dag(en) omdat ik niet veel zin heb om met alles dagen lang rond te zeulen maar soms (heb ik uit ervaring geleerd) doe je er het best aan souvenirs te kopen waar ze ten eerste het meest gemaakt worden en ten tweede waar ze het meest betaalbaar zijn. Zo begin ik mijn aankopen te spreiden.

Om jullie een voorbeeld te geven van de prijzen die wij betaald hebben, noem ik hier ALLES op wat wij gekocht hebben (ten eerste om het zelf niet te vergeten) en ten tweede omdat er zoveel verschillende soorten souvenirs zijn dat er voor elk wat wils is.

Hoe aantrekkelijk het ook moge zijn, zou ik jullie toch aanraden niets in Pays Dogon te kopen. Murphy heeft er zijn percentje, zeker weten.

GEKOCHT

Een beeld van een vrouw die regen afsmeekt (YabaTula, Dogon); 9000 CFA
Misschien beter in Mopti te kopen, meer keuze, betere prijs-kwaliteitverhouding.
Maskers: drie stuks gekocht in Mopti (3600-4500-5000 CFA)
2 Bambara (met 'goudbeleg') en een primitief Dogonmasker
Djembé: 5400 CFA (ca 30 cm hoog)
Armband (zilver) voor Katrien: 1800 CFA
2 pijpen voor mijn verzameling 'Verstokte Roker': touragepijp 1800 CFA, nagemaakte Dogonpijp voor 900 CFA
Baobabvrucht (typisch) bewerkt : 600 CFA
Dolk Touraregs: 2400 CfA
Gris-gris (talismans): 6 stuks à 300 CFA (verschillende prijzen, modellen…)
Gekleurde armbandjes op Markt van Djenné met pareltjes: 250 CFA per stuk
Lederen tasje 2000 CFA
Tabouret van de Dogon, gekocht me rest van het geld in Bamako: 15000 CFA

Verbruiksartikelen: Marlboro slof 7000 CFA, Liberté (plaatselijk merk) slof 3000 CFA

Bibliografie

Proza

Asher, Mick: Onmogelijke reis: 7200 kilometer per kameel door de Sahara. - Den Haag, Bzztôh, 1991. - vert.
Bloem, Marion : Muggen mensen olifante: reizen door een veranderende wereld. - Amster dam : De Arbeiderspers, 1995
Condé, Maryse:
Condé, Maryse:
Mommersteeg, Geert: In de stad van de Marabouts. - Amsterdam : Prometheus, 1998
Nooteboom, Cees : Bitter Bolivia, maanland Mali. Amsterdam : De Bezige Bij, 1971
Taal, Hans : De lach van Birgui. - Amsterdam : Prometheus, 1997
Taal, Hans : Reisgenoten. - Amsterdam : Prometheus, 1998
Taal, Hans: De wraak van de vrouwen: korte en nog kortere verhalen over Afrika. -Amsterdam : Prometheus, 1996
Gidsen

BOEKEN
West Africa (Lonely Planet, 1999)
Backpacker's Africa (Brdat, 1988)

Mali (Gottmer, 1998)

Au Mali et au Niger (Hachette, 1987

VIDEO
West-Africa (Lonely Planet


1